Einde inhoudsopgave
Wet studiefinanciering 2000
Artikel 7.1 Herziening door Onze Minister
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2023
- Bronpublicatie:
30-11-2022, Stb. 2023, 4 (uitgifte: 10-01-2023, kamerstukken: 36126)
- Inwerkingtreding
01-04-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-03-2023, Stb. 2023, 92 (uitgifte: 22-03-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Studiefinanciering
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onze Minister kan een beschikking herzien waarbij:
- a.
studiefinanciering is toegekend,
- b.
de vorm van de studiefinanciering is vastgelegd,
- c.
de termijnbetaling wordt vastgesteld of gewijzigd,
- d.
de draagkracht van de debiteur wordt vastgesteld,
- e.
de hoogte van de lening wordt vastgesteld of gewijzigd,
- f.
de hoogte van de veronderstelde ouderlijke bijdrage wordt vastgesteld of gewijzigd,
- g.
de hoogte van het bedrag van de kwijtschelding, bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, wordt vastgesteld of gewijzigd,
- h.
de hoogte van het collegegeldkrediet wordt vastgesteld of gewijzigd,
- i.
de hoogte van het levenlanglerenkrediet wordt vastgesteld of gewijzigd,
- j.
een herziening van de keuze in een soort reisvoorziening is geweigerd,
- k.
een bedrag is vastgesteld dat de student verschuldigd is omdat hij gebruik heeft gemaakt van het reisproduct na de termijn, genoemd in artikel 3.27, eerste lid,
- l.
studiefinanciering ingevolge artikel 2.17a is geweigerd of stopgezet, of
- m.
de aanvraag van een student, bedoeld in artikel 3.24, tweede lid, om als reisvoorziening een reisrecht te ontvangen, is toegekend of geweigerd.
2.
Herziening vindt plaats op grond van het feit dat:
- a.
een beschikking genomen is waarvan de student of de debiteur onderscheidenlijk zijn ouder wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat deze onjuist was,
- b.
de situatie van langdurige afwezigheid, bedoeld in artikel 4.3, zich niet heeft voorgedaan,
- c.
te veel of te weinig studiefinanciering is toegekend, de vorm van de studiefinanciering onjuist is vastgelegd anders dan bedoeld in onderdeel b, de termijnbetaling te hoog of te laag is vastgesteld, de draagkracht van de debiteur te hoog of te laag is vastgesteld, de hoogte van het bedrag van de kwijtschelding, bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, te hoog of te laag is vastgesteld, de hoogte van de veronderstelde ouderlijke bijdrage te hoog of te laag is vastgesteld, of een onjuist besluit met betrekking tot de reisvoorziening is genomen op basis van onjuiste of onjuist verwerkte gegevens anders dan bedoeld onder a,
- d.
betrokkene heeft gehandeld in strijd met het bepaalde bij of krachtens deze wet,
- e.
geen gevolg is gegeven aan de aanvraag tot peiljaarverlegging van de ouders, één van de ouders, of de student op grond van artikel 3.10 of aan de aanvraag van de debiteur op grond van artikel 6.12, omdat op dat moment niet werd voldaan aan de voorwaarde, genoemd in artikel 3.10, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 6.12, tweede lid, maar blijkt dat wel aan die voorwaarde is voldaan,
- f.
gevolg is gegeven aan de aanvraag tot peiljaarverlegging van de ouders, één van de ouders, of de student op grond van artikel 3.10 of aan de aanvraag van de debiteur op grond van artikel 6.12, en blijkt dat niet is voldaan aan de voorwaarde, genoemd in artikel 3.10, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 6.12, tweede lid,
- g.
achteraf is gebleken van feiten of omstandigheden, die, waren zij eerder bekend geweest, niet tot toepassing van artikel 2.17a zouden hebben geleid, of
- h.
andere, nader gebleken feiten of omstandigheden, die, waren zij eerder bekend geweest, tot een andere beschikking zouden hebben geleid.
3.
Een herziening als bedoeld in het tweede lid de onderdelen a, b, c, voor zover het betreft de vorm van de studiefinanciering, e of f, kan, behoudens het geval van bedrog, slechts geschieden binnen 5 jaren na het einde van het desbetreffende studiefinancieringstijdvak, het kalenderjaar waarvoor de termijnbetaling is vastgesteld of het kalenderjaar waarvoor de draagkracht van de debiteur is vastgesteld. Behoudens in geval van bedrog, kan een herziening als bedoeld in het tweede lid onder c, voor zover het betreft de hoogte van de veronderstelde ouderlijke bijdrage, slechts geschieden binnen 3 jaren na het einde van het desbetreffende studiefinancieringstijdvak. Behoudens in geval van bedrog, kan een herziening anders dan bedoeld in de eerste en tweede volzin, slechts geschieden binnen 18 maanden na het einde van het desbetreffende studiefinancieringstijdvak, het kalenderjaar waarvoor de termijnbetaling is vastgesteld of het kalenderjaar waarvoor de draagkracht van de debiteur is vastgesteld.