NJ 2006, 570
Tegenstrijdig belang als bedoeld in art. 2:256 BW; beroep op onbevoegdheid door vennootschap; onderzoeksplicht derde die transactie aangaat met vennootschap; aard en omvang onderzoeksplicht.
HR 14-07-2006, ECLI:NL:HR:2006:AV6954, m.nt. J.M.M. Maeijer (ABN Amro/Dijkema)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 juli 2006
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, E.J. Numann, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C05/020HR
- Conclusie
A-G Timmerman
- Noot
J.M.M. Maeijer
- LJN
AV6954
- Roepnaam
ABN Amro/Dijkema
- JCDI
JCDI:ADS143559:1
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AV6954, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑07‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AV6954, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑07‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑01‑2005
- Wetingang
BW art. 2:256; BW art. 3:61
Essentie
Tegenstrijdig belang als bedoeld in art. 2:256 BW; beroep op onbevoegdheid door vennootschap; onderzoeksplicht derde die transactie aangaat met vennootschap; aard en omvang onderzoeksplicht.
Een evenwichtige afweging tussen het door art. 2:256 BW beschermde belang van de vennootschap en dat van zekerheid in het handelsverkeer leidt ertoe te aanvaarden dat de vennootschap de uit deze bepaling voortvloeiende onbevoegdheid van haar bestuurder aan derden kan tegenwerpen indien de tegenstrijdigheid tussen het belang van de vennootschap en dat van de betrokken bestuurder(s) ten tijde van het verrichten van de rechtshandeling aan de derde bekend was, dan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.