JOL 2006, 328
Wet Bopz. Paraplumachtiging nog geoorloofd na 1 januari 2004? Door de wettelijke regeling omtrent de verlening van een voorwaardelijke machtiging met ingang van 1 januari 2004, is het niet meer mogelijk een zogenaamde ‘paraplumachtiging’ te verlenen (zie HR 11 november 2005, NJ 2006, 288, m.nt. J. Legemaate).
HR 02-06-2006, ECLI:NL:HR:2006:AV9450
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
2 juni 2006
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. Buchem-Spapens, J.C. van Oven, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
R06/027HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AV9450
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AV9450, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑06‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AV9450, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 02‑06‑2006
Essentie
Wet Bopz. Paraplumachtiging nog geoorloofd na 1 januari 2004?
Door de wettelijke regeling omtrent de verlening van een voorwaardelijke machtiging met ingang van 1 januari 2004, is het niet meer mogelijk een zogenaamde ‘paraplumachtiging’ te verlenen (zie HR 11 november 2005, NJ 2006, 288, m.nt. J. Legemaate).
Partij(en)
[Verzoekster], wonende te [woonplaats], verzoekster tot cassatie, adv. mr. E. Grabandt,
tegen
De Officier van Justitie in het Arrondissement Utrecht, verweerder in cassatie, niet verschenen.
Voorgaande uitspraak
Hoge Raad:
1. Het geding in feitelijke instantie
De officier van justitie in het arrondissement Utrecht heeft op 24 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.