RvdW 2006, 453
Verzoek ongehuwde vader tot gezamenlijk gezag; niet-ontvankelijkheid op grond van art. 1:252 BW in strijd met art. 6 lid 1 EVRM? uitleg art. 1:253c lid 1 en art. 1:253e BW.
HR 28-04-2006, ECLI:NL:HR:2006:AV0655
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
28 april 2006
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, E.J. Numann, J.C. van Oven, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
R05/112HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
AV0655
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AV0655, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑04‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AV0655, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 28‑04‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑08‑2005
- Wetingang
EVRM art. 6; BW art. 1:252; BW art. 1:253c; BW art. 1:253e
Essentie
Verzoek ongehuwde vader tot gezamenlijk gezag; niet-ontvankelijkheid op grond van art. 1:252 BW in strijd met art. 6 lid 1 EVRM?; uitleg art. 1:253c lid 1 en art. 1:253e BW.
Zoals is beslist in HR 27 mei 2005, NJ 2005, 485 m.nt. J. de Boer, moet in overeenstemming met art. 6 lid 1 EVRM art. 1:253c lid 1 BW aldus worden uitgelegd dat in gevallen waarin de ouders niet met elkaar gehuwd zijn (geweest) en nimmer het gezag over hun kind gezamenlijk ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.