JOL 2006, 275:Verzoek ongehuwde vader tot gezamenlijk gezag; niet-ontvankelijkheid op grond van art. 1:252 BW in strijd met art. 6 lid 1 EVRM? uitleg art. 1:253c lid 1 en art. 1:253e BW. Zoals is beslist in HR 27 mei 2005, NJ 2005, 485 m.nt. J. de Boer, moet in overeenstemming met art. 6 lid 1 EVRM art. 1:253c lid 1 BW aldus worden uitgelegd dat in gevallen waarin de ouders niet met elkaar gehuwd zijn (geweest) en nimmer het gezag over hun kind gezamenlijk hebben uitgeoefend, de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook van gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken, en moet art. 1:253e BW aldus worden uitgelegd dat, indien het verzoek van de vader ingevolge art. 1:253c lid 1 BW tot toekenning van gezamenlijk gezag over het kind wordt ingewilligd, dit tot gevolg heeft dat, indien de moeder het gezag tot dusverre alleen uitoefende, zij dit voortaan gezamenlijk met de vader uitoefent. De Hoge Raad ziet geen aanleiding van dit oordeel terug te komen.