NJ 2006, 444
Exceptio plurium litis consortium? Art. 6:101 lid 1 BW: eigen schuld: een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend: maatstaf.
HR 02-12-2005, ECLI:NL:HR:2005:AU5661, m.nt. J.B.M. Vranken (Rijpma/Groot,Lelieteler)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
2 december 2005
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, R. Herrmann, A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, J.C. van Oven
- Zaaknummer
C04/263HR
- Conclusie
P-G Hartkamp
- Noot
J.B.M. Vranken
- LJN
AU5661
- Roepnaam
Rijpma/Groot
Lelieteler
- JCDI
JCDI:ADS143516:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2005:AU5661, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑12‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AU5661, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 02‑12‑2005
- Wetingang
BW art. 6:76; BW art. 6:101; BW art. 6:102
Essentie
Exceptio plurium litis consortium? Art. 6:101 lid 1 BW: eigen schuld: een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend: maatstaf.
's Hofs oordeel dat geen sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding als bedoeld in HR 21 mei 1999, NJ 2000, 291 is juist: nu het hier gaat om een geval waarin een benadeelde een schadevergoedingsvordering stelt te hebben tegen twee personen, staat het de benadeelde vrij zijn vordering tot een van deze personen te beperken, hetgeen meebrengt dat geen sprake is van een rechtsverhouding waarin het rechtens noodzakelijk is dat de beslissing op de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.