JOL 2005, 573
Beschikking superheffing; procedure bij burgerlijke rechter na procedure bij CBB; positie procespartijen. Verenigbaarheid art. 11 Beschikking superheffing met art. 3 Verordening (EEG) nr. 857; prejudiciële vragen aan HvJEG.
HR 14-10-2005, ECLI:NL:PHR:2005:AT6371
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 oktober 2005
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
C04/194HR
- Conclusie
A-G Spier
- LJN
AT6371
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2005:AT6371, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑10‑2005
ECLI:NL:PHR:2005:AT6371, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑10‑2005
Essentie
Beschikking superheffing; procedure bij burgerlijke rechter na procedure bij CBB; positie procespartijen. Verenigbaarheid art. 11 Beschikking superheffing met art. 3 Verordening (EEG) nr. 857; prejudiciële vragen aan HvJEG.
Vervolg op HR 24 mei 2002, NJ 2003, 267.
In het geval waarin de belanghebbende zich in overeenstemming met het bepaalde in de Wet Arbo terecht eerst tot het CBB heeft gewend, alhoewel de rechtsgang bij dit college toen nog niet voldeed aan de eisen die op grond van art. 6 EVRM aan een ‘gerecht’ moeten worden gesteld, en waarin de belanghebbende, na een voor hem ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.