HR, 19-09-2003, nr. C02/057HR
ECLI:NL:HR:2003:AF8267
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-09-2003
- Zaaknummer
C02/057HR
- Conclusie
Mr L. Strikwerda
- LJN
AF8267
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2003:AF8267, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑09‑2003
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2003:AF8267
ECLI:NL:HR:2003:AF8267, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑09‑2003; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2003:AF8267
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
Conclusie 19‑09‑2003
Mr L. Strikwerda
Partij(en)
Rolnr. C02/057HR
Mr L. Strikwerda
Zt. 2 mei 2003
Conclusie inzake
[Eiser]
tegen
Werkvoorzieningsschap Nijmegen en omgeving
Edelhoogachtbaar College,
1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het Hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep is getreden door een in eerste aanleg door de Rechtbank verworpen beroep op verjaring van toen gedaagde, in hoger beroep geïntimeerde, alsnog te onderzoeken, zonder dat incidenteel hoger beroep was ingesteld om die beslissing van de Rechtbank te bestrijden.
2.
Voor zover in cassatie van belang, blijkt uit de gedingstukken het volgende. Thans eiser tot cassatie, hierna: [eiser], heeft bij exploit van 16 september 1998 thans verweerster in cassatie, hierna: WNO, gedagvaard voor de Rechtbank te Arnhem en (onder meer) gevorderd dat WNO zal worden veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan [eiser] wegens een tekortkoming in de nakoming door WNO van haar uit de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) jegens [eiser] voortvloeiende verplichtingen dan wel wegens onrechtmatige daad. WNO heeft de vordering bestreden met (onder meer) een beroep op verjaring ex art. 3:310 BW.
3.
Bij vonnis van 2 maart 2000 heeft de Rechtbank de vorderingen van [eiser] afgewezen. Zij verwierp het beroep van WNO op verjaring, doch wees de vordering tot schadevergoeding af op de grond dat niet aannemelijk is geworden dat WNO jegens [eiser] is tekortgeschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld c.q. dat [eiser] schade heeft geleden.
4.
Op het hoger beroep van [eiser] heeft het Gerechtshof te Arnhem bij tussenarrest van 22 mei 2001 veronderstellenderwijs aangenomen dat de tweede grief van [eiser], gericht tegen het oordeel van de Rechtbank inzake vraag of WNO is tekortgeschoten in de nakoming van haar uit de WSW voortvloeiende verplichtingen jegens [eiser], geheel of gedeeltelijk slaagt en overwogen dat in dat geval de devolutieve werking van het hoger beroep meebrengt dat onderzocht dient te worden of de vordering tot schadevergoeding van [eiser] is verjaard, nu WNO haar beroep op verjaring niet heeft prijsgegeven (r.o. 4.12). Het Hof heeft, nu partijen in hoger beroep op het beroep op verjaring niet zijn ingegaan, hen in de gelegenheid gesteld zich daarover nader uit te laten en heeft daartoe, onder aanhouding van iedere verdere beslissing, de zaak naar de rol verwezen.
5.
Bij eindarrest van 23 oktober 2001 heeft het Hof het beroep van WNO op verjaring gegrond geoordeeld (r.o. 2.9 en 2.10) en het beroepen vonnis van de Rechtbank met verbetering van gronden bekrachtigd.
6.
[Eiser] is tegen het eindarrest van het Hof (tijdig) in cassatie gekomen met één middel, dat door WNO is bestreden met conclusie tot verwerping van het cassatieberoep.
7.
Het middel klaagt dat het Hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep is getreden door in te gaan op het verjaringsverweer van WNO, nu - kort gezegd - dit verweer door de Rechtbank was verworpen en WNO geen incidenteel hoger beroep heeft ingesteld om die beslissing van de Rechtbank te bestrijden.
8.
Het middel faalt. Het Hof heeft in zijn tussenarrest aangegeven ervoor te kiezen om, alvorens in te gaan op de tweede grief van [eiser] en onder de veronderstelling dat deze grief geheel of gedeeltelijk slaagt, eerst het verjaringsverweer van WNO te onderzoeken. Deze keuze behoort tot beleidsvrijheid van de appelrechter en kan in cassatie op juistheid niet worden getoetst. Vgl. de conclusie van A-G Bakels onder 2.12 voor HR 2 februari 2001, NJ 2001, 233.
9.
Het Hof heeft vervolgens terecht geoordeeld dat in het veronderstelde geval dat de tweede grief geheel of gedeeltelijk slaagt, de devolutieve werking van het hoger beroep meebrengt dat onderzocht dient te worden of de vordering tot schadevergoeding van [eiser] is verjaard, nu WNO haar beroep op verjaring niet heeft prijsgegeven. De devolutieve werking van het hoger beroep brengt immers mee dat in eerste aanleg verworpen of buiten behandeling gebleven verweren van de oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde, die in hoger beroep niet zijn prijsgegeven door de appelrechter opnieuw resp. alsnog moeten worden onderzocht, voor zover een of meer van de grieven slagen en het hoger beroep de toewijsbaarheid van de vordering opnieuw aan de orde stelt. Zie bijv. HR 21 december 1990, NJ 1991, 233; HR 22 november 1991, NJ 1992, 135; HR 22 november 1991, NJ 1992, 192; HR 6 november 1998, NJ 1999, 116; HR 11 juni 1999, NJ 1999, 625. Zie voorts de reeds genoemde conclusie van A-G Bakels voor HR 2 februari 2001, NJ 2001, 233 en H.E. Ras, De grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep in burgerlijke zaken, 2e dr. bew. door A. Hammerstein, 2001, nr. 76.
10.
Dat een stelling of verweer is prijsgegeven mag niet te snel worden aangenomen. Vgl. Ras/Hammerstein t.a.p. Nu WNO in haar memorie van antwoord (onder 6 en 38) had aangegeven uitdrukkelijk al haar in eerste aanleg aangevoerde verweren te handhaven, mocht het Hof ervan uitgaan dat WNO haar verjaringsverweer niet had prijsgegeven.
11.
Uit het voorgaande vloeit voort dat - anders dan het middel betoogt - het Hof door in te gaan op het verjaringsverweer van WNO niet buiten de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep is getreden noch anderszins zijn taak als appelrechter heeft miskend.
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Uitspraak 19‑09‑2003
Inhoudsindicatie
19 september 2003 Eerste Kamer Nr. C02/057HR SM Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [Eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, advocaat: mr. H.H. Barendrecht, t e g e n de openbare rechtspersoon WERKVOORZIENINGSSCHAP NIJMEGEN EN OMGEVING, gevestigd te Nijmegen, VERWEERDER in cassatie, advocaat: voorheen mr. J.J. Dekker, thans mr. J.I. van Vlijmen. 1. Het geding in feitelijke instanties
Partij(en)
19 september 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/057HR
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.H. Barendrecht,
t e g e n
de openbare rechtspersoon WERKVOORZIENINGSSCHAP NIJMEGEN EN OMGEVING,
gevestigd te Nijmegen,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: voorheen mr. J.J. Dekker,
thans mr. J.I. van Vlijmen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 16 september 1998 verweerder in cassatie - verder te noemen: WNO - gedagvaard voor de Rechtbank te Arnhem en - na wijziging van eis bij conclusie van repliek - gevorderd bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1.
te verklaren voor recht dat WNO door het jarenlang onthouden van bemiddeling jegens [eiser] is tekort geschoten in de op grond van de WSW bestaande inspanningsverplichtingen dan wel jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld;
- 2.
te verklaren voor recht dat het door WNO jegens [eiser] genomen besluit d.d. 9 augustus 1994 onrechtmatig is jegens [eiser], en
- 3.
WNO te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding ter zake van het sub 1 en 2 gevorderde, nader op te maken bij staat.
WNO heeft de vorderingen gemotiveerd bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 2 maar 2000 de vorderingen afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem.
Bij tussenarrest van 22 mei 2001 heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door [eiser] en bij eindarrest van 23 oktober 2001 het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Beide arresten van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
WNO heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van WNO begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice- president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren, D.H. Beukenhorst en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer O. de Savornin Lohman op 19 september 2003.