NJ 2001, 233
Antilliaanse zaak. Devolutieve werking appèl.
HR 02-02-2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9770
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
2 februari 2001
- Magistraten
P. Neleman, W.H. Heemskerk, A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink, P.C. Kop
- Zaaknummer
R99/110HR
- Conclusie
A-G Bakels
- LJN
AA9770
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Vermogensrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2001:AA9770, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑02‑2001
ECLI:NL:HR:2001:AA9770, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 02‑02‑2001
- Wetingang
BW art. 6:162; BW (Ned. Antillen) art. 1382; Rv (oud) art. 343; Rv (Ned. Antillen) art. 271
Essentie
Antilliaanse zaak. Devolutieve werking appèl.
Door het ingestelde hoger beroep werd aan het oordeel van het Hof onderworpen de vraag of de vordering terecht was afgewezen. Het Hof moest bij de beantwoording van deze vraag acht slaan op alle verweren die door geïntimeerde in eerste instantie waren aangevoerd en in hoger beroep niet waren prijsgegeven. Door veronderstellenderwijs ervan uit te gaan dat de grieven zouden slagen en vervolgens een in dat verband door het Gerecht niet besproken doch door geïntimeerde in hoger beroep niet prijsgegeven verweer te beoordelen, is het Hof niet uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting.