NJ 2005, 337
Arbeidsovereenkomst in de offshore. Internationale bevoegdheid; ‘plaats waar de werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht’ in de zin van art. 5 sub 1 EEX. Aanwijzingen voor procedure na verwijzing. Wet arbeid mijnbouw Noordzee; invloed op uitlegging en toepassing art. 5 sub 1 EEX.
HR 31-01-2003, ECLI:NL:PHR:2003:AA4725, m.nt. Th.M. de Boer
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
31 januari 2003
- Magistraten
Mrs. R. Herrmann, H.A.M. Aaftink, A.G. Pos, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein
- Zaaknummer
C98/053HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- Noot
Th.M. de Boer
- LJN
AA4725
- JCDI
JCDI:ADS114730:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Internationaal privaatrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AA4725, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 31‑01‑2003
ECLI:NL:PHR:2003:AA4725, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑01‑2003
- Wetingang
EEX art. 5; WAMN art. 10
Essentie
Arbeidsovereenkomst in de offshore. Internationale bevoegdheid; ‘plaats waar de werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht’ in de zin van art. 5 sub 1 EEX. Aanwijzingen voor procedure na verwijzing. Wet arbeid mijnbouw Noordzee; invloed op uitlegging en toepassing art. 5 sub 1 EEX.
Uit de door het HvJEG bij zijn arrest van 27 februari 2002, zaak C-37/00, gegeven antwoorden op de door de HR bij zijn arrest van 4 februari 2000, RvdW 2000, 42, gestelde vragen van uitleg over art. 5 sub 1 EEX volgt dat indien thans eiser tot cassatie, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.