JAR 2003, 71
HR, 31-01-2003, nr. C98/053HR
HR 31-01-2003, ECLI:NL:PHR:2003:AA4725
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
31 januari 2003
- Magistraten
Mrs Herrmann, Aaftink, Pos, De Savornin Lohman, Hammerstein
- Zaaknummer
C98/053HR
- LJN
AA4725
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AA4725, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 31‑01‑2003
ECLI:NL:PHR:2003:AA4725, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑01‑2003
- Wetingang
EEX-Verdrag 1968 art. 5
Samenvatting
Arbeidsovereenkomst in de offshore. Internationale bevoegdheid; ‘plaats waar de werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht’ in de zin van art. 5 sub 1 EEX. Aanwijzingen voor procedure na verwijzing. Wet arbeid mijnbouw Noordzee; invloed op uitlegging en toepassing art. 5 sub 1 EEX.
Uit de door het HvJ EG bij zijn arrest van 27 februari 2002, zaak C-37/00, gegeven antwoorden op de door de HR bij zijn arrest van 4 februari 2000, RvdW 2000, 42, gestelde vragen van uitleg over art. 5 sub 1 EEX volgt dat indien thans eiser tot cassatie, de werknemer, gewoonlijk zijn ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.