RvdW 2002, 187
Faillissement; omvang faillissementsboedel; in vordering of overeenkomst geconcretiseerde aanspraak op smartengeld; redelijkheid en billijkheid; ongerechtvaardigde verrijking.
HR 22-11-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE8474
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22 november 2002
- Magistraten
P. Neleman, A.E.M. van der Putt-Lauwers, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, P.C. Kop
- Zaaknummer
R02/024HR
- Conclusie
A-G Huydecoper
- LJN
AE8474
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Vermogensrecht (V)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
Verbintenissenrecht / Overige verbintenissen
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AE8474, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑11‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AE8474, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑11‑2002
- Wetingang
BW art. 3:276; BW art. 6:2; BW art. 6:106; BW art. 6:212; Fw art. 20; Fw art. 21; Fw art. 21a; Fw art. 69
Essentie
Faillissement; omvang faillissementsboedel; in vordering of overeenkomst geconcretiseerde aanspraak op smartengeld; redelijkheid en billijkheid; ongerechtvaardigde verrijking.
De wetgever heeft de aanspraak op smartengeld als hoogstpersoonlijk aangemerkt en deze aanspraak aan beslag en executie, en dus ook aan het faillissement, onttrokken. Deze uitzonderingspositie heeft de wetgever evenwel niet gerechtvaardigd geacht indien de rechthebbende zijn aanspraak heeft geconcretiseerd in een vordering of overeenkomst. De eisen van redelijkheid en billijkheid dwingen niet ertoe te aanvaarden dat de vergoeding van immateriële schade buiten het faillissement valt. Ook kan niet gesproken worden van ongerechtvaardigde verrijking. HR 5 september 1997, NJ 1998, 437 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.