M en R 2002/129
Ongerechtvaardigde verrijking in de zin van artikel 75 lid 3 Wbb
HR 15-03-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE0155 (Daams/Staat)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
15 maart 2002
- Magistraten
Neleman, Van der Putt-Lauwers, Aaftink, De Savornin Lohman, Hammerstein
- Zaaknummer
C00/133HR
- LJN
AE0155
- Roepnaam
Daams/Staat
- Vakgebied(en)
Milieurecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AE0155, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 15‑03‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AE0155, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑03‑2002
- Wetingang
WBB art. 75 lid 3; BW art. 3:310; BW art. 6:212; Overgangswet NBW art. 119a; Overgangswet NBW art. 190
Essentie
Ongerechtvaardigde verrijking in de zin van artikel 75 lid 3 Wbb
Samenvatting
Art. 119a lid 1 Overgangswet NBW is op vorderingen uit hoofde van art. 75 lid 3 Wbb van toepassing. De verjaring is tijdig, voor 1 januari 1997, gestuit. Art. 75 lid 3 voorziet uitdrukkelijk in de mogelijkheid dat de aldaar bedoelde verrijking in beginsel als ongerechtvaardigd moet worden aangemerkt. Daaraan doet niet af dat de verontreiniging niet door onrechtmatig handelen van de aangesprokene is veroorzaakt, en dat de aangesprokene de eigendom zonder enig oogmerk van speculatie heeft verworven.
Partij(en)
Maria Helena Daams-van der Starre e.a.
tegen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.