RvdW 2002, 8
Belang bij verklaring voor recht dat in de toekomst te verrichten handelingen onrechtmatig zijn; vereiste van concrete omschrijving; vereiste van concrete en reële dreiging. Verbod van handelingen ter uitvoering van politieke besluitvorming op gebied van buitenlands beleid en defensie; positie burgerlijke rechter.
HR 21-12-2001, ECLI:NL:PHR:2001:ZC3693
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 december 2001
- Magistraten
P. Neleman, C.H.M. Jansen, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein
- Zaaknummer
C99/355HR
- Conclusie
A-G Hartkamp
- LJN
ZC3693
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Staatsrecht (V)
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:ZC3693, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑12‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:ZC3693, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑12‑2001
- Wetingang
BW art. 3:302; BW art. 3:303; BW art. 6:162; GW art. 112
Essentie
Belang bij verklaring voor recht dat in de toekomst te verrichten handelingen onrechtmatig zijn; vereiste van concrete omschrijving; vereiste van concrete en reële dreiging. Verbod van handelingen ter uitvoering van politieke besluitvorming op gebied van buitenlands beleid en defensie; positie burgerlijke rechter.
Vordering tot verklaring voor recht dat het de Staat verboden is iedere medewerking te verlenen aan inzet van kernwapens. Bij de beoordeling van de vraag of belang bestaat bij een vordering tot verklaring voor recht dat in de toekomst te verrichten handelingen onrechtmatig zijn, zal moeten worden getoetst of die handelingen op zodanige wijze zijn geformuleerd ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.