NJ 2002, 595
Matiging contractuele boete: billijkheid; ernst tekortkoming en schade.
HR 26-10-2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2741, m.nt. J. Hijma
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
26 oktober 2001
- Magistraten
F.H.J. Mijnssen, R. Herrmann, J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop
- Zaaknummer
C99/376HR
- Conclusie
A-G Spier
- Noot
J. Hijma
- LJN
AB2741
- JCDI
JCDI:ADS63926:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2001:AB2741, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑10‑2001
ECLI:NL:HR:2001:AB2741, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 26‑10‑2001
- Wetingang
BW art. 6:94
Essentie
Matiging contractuele boete: billijkheid; ernst tekortkoming en schade.
Vervolg op HR 13 februari 1998, NJ 1998, 725, waarin werd overwogen dat het in een geval waarin het boetebeding één bedrag omvat voor vele, mogelijk sterk uiteenlopende tekortkomingen, voor de hand ligt dat in beginsel de billijkheid klaarblijkelijk eist dat de rechter van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik maakt om te differentiëren naar gelang van de ernst van de tekortkoming en van de schade die daardoor is veroorzaakt. Het middel dat betoogt dat het Hof na verwijzing ten onrechte niet heeft gedifferentieerd naar de ernst van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.