NJ 2002, 5
‘Omgangsondertoezichtstelling’ gerechtvaardigd? Hoge motiveringseisen. Ontvankelijkheid cassatieberoep: gebrek aan belang.
HR 13-04-2001, ECLI:NL:PHR:2001:AB1073, m.nt. J. de Boer
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 april 2001
- Magistraten
P. Neleman, R. Herrmann, J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein
- Zaaknummer
R00/123HR
- Conclusie
A-G Hartkamp
- Noot
J. de Boer
- LJN
AB1073
- JCDI
JCDI:ADS114856:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:AB1073, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑04‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:AB1073, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑04‑2001
- Wetingang
BW art. 1:254; BW art. 1:377a; BW art. 3:303; GW art. 121; Rv (oud) art. 59
Essentie
‘Omgangsondertoezichtstelling’ gerechtvaardigd? Hoge motiveringseisen. Ontvankelijkheid cassatieberoep: gebrek aan belang.
Zie de hiervoor gepubliceerde zaak NJ 2002, 4. Hoge eisen aan motivering toewijzing: de enkele kans dat het ontbreken of niet nakomen van een omgangsregeling voor de minderjarige nadelig of schadelijk zal zijn, onder meer omdat deze daardoor in een loyaliteitsconflict zou kunnen komen te verkeren, levert niet een toereikende motivering op voor het opleggen van een maatregel als de onderhavige.
Samenvatting
Het gaat in deze zaak evenals in NJ 2002, 4 om een zogenaamde ‘omgangsondertoezichtstelling’. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in dit geding ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.