NJ 2002, 4
‘Omgangsondertoezichtstelling’ gerechtvaardigd? Hoge motiveringseisen. Ontvankelijkheid cassatieberoep: gebrek aan belang.
HR 13-04-2001, ECLI:NL:PHR:2001:AB1009
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 april 2001
- Magistraten
F.H.J. Mijnssen, W.H. Heemskerk, J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop
- Zaaknummer
R00/092HR
- Conclusie
A-G i.b.d. Moltmaker
- LJN
AB1009
- JCDI
JCDI:ADS114889:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:AB1009, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑04‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:AB1009, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑04‑2001
- Wetingang
BW art. 1:254; BW art. 1:377a; BW art. 3:303; GW art. 121; Rv (oud) art. 59
Essentie
‘Omgangsondertoezichtstelling’ gerechtvaardigd? Hoge motiveringseisen. Ontvankelijkheid cassatieberoep: gebrek aan belang.
Ondertoezichtstelling met als doel een omgangsregeling. Cassatieberoep niet ontvankelijk nu ondertoezichtstelling inmiddels is afgelopen. Obiter dictum: niet uitgesloten dat ondertoezichtstelling gerechtvaardigd kan zijn wanneer het ontbreken van omgangsregeling of juist het bestaan ervan een ernstige bedreiging oplevert voor de zedelijke of geestelijke belangen van het kind en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen. Hoge eisen aan motivering toewijzing: dat is gebleken dat omgangsregeling op vrijwillige basis niet tot stand komt en dat Raad voor de Kinderbescherming heeft gesteld dat kind ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.