NJ 2003, 95
Voeging en tussenkomst
HR 10-09-1999, ECLI:NL:PHR:1999:AF5783, m.nt. J.W. de Zwaan
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10 september 1999
- Magistraten
Roelvink, Neleman, Heemskerk, Herrmann, Van der Putt-Lauwers
- Zaaknummer
C98/013HR
- Conclusie
plv. P-G Mok
- Noot
J.W. de Zwaan
- LJN
AF5783
- JCDI
JCDI:ADS63819:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:AF5783, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑09‑1999
ECLI:NL:PHR:1999:AF5783, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑09‑1999
- Wetingang
BW art. 3:303; Rv (oud) art. 285
Essentie
Voeging en tussenkomst.
Voeging in hiervoor genoemd geding. Niet onbegrijpelijk dat Hof heeft aangenomen dat sprake was van voeging. Klacht dat Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de zich voegende partij alleen die argumenten kan aanvoeren die ook de partij aan wier zijde zij zich voegt naar voren zou kunnen brengen, faalt wegens gebrek aan belang nu deze argumenten niet wegnemen dat de kort-gedingrechter de bevoegdheid miste (zie HR 10 september 2003, NJ 2003, 94) om in het besluitvormingsproces van de Raad van de Europese Unie in te grijpen door middel van voorlopige voorzieningen.
Samenvatting
De ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.