NJ 2003, 94
Rechtmatigheidstoetsing EG-besluiten; bevoegdheid nationale kort-gedingrechter
HR 10-09-1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2958
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10 september 1999
- Magistraten
Roelvink, Neleman, Heemskerk, Herrmann, Van der Putt-Lauwers
- Zaaknummer
C98/012HR
- Conclusie
plv. P-G Mok
- LJN
ZC2958
- JCDI
JCDI:ADS63828:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZC2958, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑09‑1999
- Wetingang
EG-Verdrag (oud) art. 173; EG-Verdrag art. 230; Rv (oud) art. 289
Essentie
Rechtmatigheidstoetsing EG-besluiten; bevoegdheid nationale kort-gedingrechter.
In het door het Hof van Justitie ontwikkelde stelsel van rechtsbescherming tegen gemeenschapshandelingen staat voorop dat de bevoegdheid tot beoordeling van de geldigheid van gemeenschapshandelingen uitsluitend aan het Hof van Justitie toekomt terwijl in beginsel slechts voor beroep tot nietigverklaring op de op voet van art. 173 (oud) EG-verdrag vatbaar zijn de maatregelen die bindende rechtsgevolgen in het leven roepen en niet voorlopige maatregelen ter voorbereiding daarvan. De nationale kort-gedingrechter heeft in dit stelsel slechts een beperkte mogelijkheid tot het treffen van voorlopige voorzieningen: hij kan de opschorting van de tenuitvoerlegging van een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.