NJ 1997, 278
Onrechtmatige daad overheid / strafrechtelijke inbeslagneming gevolgd door sepot
HR 20-12-1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2234
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20 december 1996
- Magistraten
Roelvink, Korthals Altes, Heemskerk, Jansen, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
16142
- Conclusie
A-G Mok
- LJN
ZC2234
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:ZC2234, Uitspraak, Hoge Raad, 20‑12‑1996
- Wetingang
BW art. 6:162
Essentie
Onrechtmatige daad overheid. Strafrechtelijke inbeslagneming gevolgd door sepot.
Samenvatting
Bij de beoordeling of de aanvankelijk aanwezige rechtvaardigingsgrond voor de inbeslagneming achteraf bezien ongefundeerd is, gaat het erom of uit de resultaten van het strafvorderlijk onderzoek — uit de einduitspraak of anderszins — blijkt dat de verdenking die ten tijde van de inbeslagneming deze kan rechtvaardigen, ten onrechte heeft bestaan (HR 23 dec. 1994, NJ 1995, 512 en HR 22 dec. 1995, NJ 1996, 301). De enkele omstandigheid dat de strafzaak is geseponeerd, is onvoldoende voor de conclusie dat de verdenking ten onrechte heeft bestaan.1