NJ 1996, 301
Onrechtmatige daad overheid / vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatig strafvorderlijk optreden / geen plicht tot schadevergoeding wegens omstandigheden aan zijde van ex-verdachte; toepassing 6:101 BW
HR 22-12-1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1933
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22 december 1995
- Magistraten
Snijders, Mijnssen, Korthals Altes, Nieuwenhuis, Swens-Donner, Mok
- Zaaknummer
15884
- LJN
ZC1933
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1995:ZC1933, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑12‑1995
- Wetingang
BW art. 6:101; BW art. 6:162
Essentie
Onrechtmatige daad overheid. Vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatig strafvorderlijk optreden. Geen plicht tot schadevergoeding wegens omstandigheden aan zijde van ex-verdachte; toepassing art. 6:101 BW.
Samenvatting
's Hofs oordeel dat de billijkheid wegens de omstandigheden van het geval, waaronder het hof kennelijk mede de ernst van de aan de ex-verdachte toe te rekenen fouten begrijpt, eist dat de in beginsel op de Staat rustende vergoedingsplicht geheel vervalt, waarbij het hof kennelijk de regel van art. 6:101 BW op het oog heeft, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting.
Bij de beoordeling of de aanvankelijk aanwezige rechtvaardigingsgrond voor ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.