Einde inhoudsopgave
RvdW 1996, 140
HR, 14-06-1996, nr. 16008: De Ruijterij/MBO-Ruiters
HR 14-06-1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2105 (De Ruijterij/MBO-Ruiters)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 juni 1996
- Magistraten
Snijders, Roelvink, Mijnssen, Korthals Altes, Neleman
- Zaaknummer
16008
- LJN
ZC2105
- Roepnaam
De Ruijterij/MBO-Ruiters
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:ZC2105, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑06‑1996
ECLI:NL:PHR:1996:33, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑04‑1996
- Wetingang
Essentie
Vordering wegens afgebroken onderhandelingen. Opheffing conservatoir beslag. Summierlijk blijken vordering; ‘bewijslast’ eiser tot opheffing; beoordeling rechter in kort geding; daartoe vereiste belangenafweging; strekking conservatoir beslag. Omvang motiveringsplicht. Hoger beroep; tardieve grief. Ook bij gewekt vertrouwen dat overeenkomst tot stand komt is afbreken onderhandelingen niet steeds onaanvaardbaar.
Samenvatting
Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Daarom moet degene die de opheffing vordert, met inachtneming van de beperkingen van de kort geding procedure aannemelijk maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.