HR, 24-02-1995, nr. 15846A, nr. 15846B
ECLI:NL:HR:1995:ZC1646
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24-02-1995
- Zaaknummer
15846A
15846B
- LJN
ZC1646
- Roepnaam
Ontvanger/El Bouzaidi
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1995:ZC1646, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑02‑1995; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:1995:29
- Wetingang
- Vindplaatsen
V-N 1995/1043, 19 met annotatie van Redactie
Uitspraak 24‑02‑1995
Inhoudsindicatie
Nietigheid cassatiedagvaarding wegens onbevoegdheid deurwaarder. In zaken waarin de ontvanger optreedt uitsluitend belastingdeurwaarder bevoegd.
24 februari 1995
Eerste Kamer
Nrs. 15.846 A en B
HV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaken van:
De Ontvanger Van De Belastingdienst/Particulieren Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr H.D.O. Blauw,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in cassatie
Bij exploiten van 30 november 1994, in de zaak 15.846A uitgebracht door de toegevoegd-kandidaat-deurwaarder [deurwaarder 1], werkzaam te kantore van [deurwaarder 2], gerechtsdeurwaarder bij de Rechtbank te Rotterdam, en in de zaak 15.846B uitgebracht door
[deurwaarder 3], belastingdeurwaarder verbonden aan de Belastingdienst/Particulieren Rotterdam, heeft eiser tot cassatie – verder te noemen: de Ontvanger – verweerder in cassatie – verder te noemen:
[verweerder] – aangezegd dat de Ontvanger beroep in cassatie instelt tegen het tussen partijen op 30 augustus 1994 door de Kantonrechter te Rotterdam onder zaaknummer 38192/1994 uitgesproken vonnis, en voorts [verweerder] gedagvaard te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad van vrijdag 23 december 1994. De Ontvanger heeft de zaken op de rol van die zitting doen inschrijven.Nadat op die terechtzitting gebleken was dat [verweerder] niet was verschenen, heeft de Ontvanger aldaar gevraagd dat tegen deze verstek wordt verleend. De zaken zijn daarop aangehouden tot 6 januari 1995 tot het nemen van conclusie door het Openbaar Ministerie.
Op die zitting heeft de Advocaat-Generaal Asser geconcludeerd dat de Hoge Raad in de zaak rolnr. 15.846A het gevraagde verstek zal weigeren en de cassatiedagvaarding nietig zal verklaren en in de zaak rolnr. 15.846B het gevraagde verstek zal verlenen.
De Eerste Enkelvoudige Kamer heeft vervolgens de zaken verwezen naar de Eerste Meervoudige Kamer voor het nemen van een beslissing op het gevraagde verstek.De Hoge Raad zal beide zaken gevoegd behandelen.
2. Beoordeling van de gevraagde verstekverlening
De cassatiedagvaarding is in de zaak nr. 15.846A door een gerechtsdeurwaarder en in de zaak nr. 15.846B door een belastingdeurwaarder uitgebracht. Het antwoord op de vraag of het gevraagde verstek kan worden verleend, hangt in elk van beide zaken af van de bevoegdheid van de deurwaarder die de cassatiedagvaarding heeft betekend, nu de voorgeschreven termijnen en formaliteiten voor het overige zijn in acht genomen.
Art. 4 Invorderingswet 1990 kent de belastingdeurwaarder een exclusieve bevoegdheid toe tot het verrichten van de in deze bepaling bedoelde werkzaamheden, voor zover die werkzaamheden geschieden in opdracht van de ontvanger. Zoals voortvloeit uit HR 10 januari 1992, NJ 1992, 744, is de belastingdeurwaarder in alle gevallen waarin de ontvanger zelfstandig eisend of verwerend in rechte optreedt, bij uitsluiting bevoegd tot het in opdracht van de ontvanger verrichten van deurwaarderswerkzaamheden, waaronder het in diens opdracht uitbrengen van dagvaardingen en andere exploiten, ongeacht de aard van de door of tegen de ontvanger ingestelde vordering.
Hieruit volgt dat in de zaak nr. 15.846A de door een gerechtsdeurwaarder uitgebrachte cassatiedagvaarding wegens onbevoegdheid van de deurwaarder nietig moet worden verklaard en het gevraagde verstek moet worden geweigerd, en dat in de zaak nr. 15.846B het gevraagde verstek kan worden verleend.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
in de zaak nr. 15.846A:
verklaart de dagvaarding nietig;
weigert het gevraagde verstek;
in de zaak nr. 15.846B:
verleent het gevraagde verstek;
verwijst de zaak naar de zitting van de Eerste Enkelvoudige Kamer van 3 maart 1995 voor voortprocederen.
Dit arrest is gewezen door de president Royer als voorzitter en de raadsheren Mijnssen, Korthals Altes, Heemskerk en Swens-Donner, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Heemskerk op 24 februari 1995.