Richtlijn 2003/17/EG tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 22-03-2003
- Bronpublicatie:
03-03-2003, PbEU 2003, L 76 (uitgifte: 22-03-2003, regelingnummer: 2003/17/EG)
- Inwerkingtreding
22-03-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-03-2003, PbEU 2003, L 76 (uitgifte: 22-03-2003, regelingnummer: 2003/17/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Algemeen
Richtlijn 98/70/EG wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
artikel 2 wordt vervangen door:
Artikel 2. Definities
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
- 1.
‘benzine’: iedere vluchtige minerale olie voor verbrandingsmotoren met elektrische ontsteking voor de aandrijving van voertuigen die onder de GN-codes 2710 11 41, 2710 11 45, 2710 11 49, 2710 11 51 of 2710 11 59 (*) valt;
- 2.
‘dieselbrandstof’: gasolie die onder GN-code 2710 19 41 (*) valt en gebruikt wordt voor de aandrijving van voertuigen als bedoeld in Richtlijn 70/220/EEG en Richtlijn 88/77/EEG;
- 3.
‘gasoliën voor niet voor de weg bestemde mobiele machines en landbouwtrekkers of bosbouwmachines’: uit aardolie verkregen vloeistoffen die vallen onder de GN-codes 2710 19 41 en 2710 19 45 (*) en die bestemd zijn voor gebruik in motoren als bedoeld in de Richtlijnen 97/68/EG (**) en 2000/25/EG (***);
- 4.
‘ultraperifere gebieden’: Frankrijk met betrekking tot de Franse overzeese departementen, Portugal met betrekking tot de Azoren en Madeira, en Spanje met betrekking tot de Canarische Eilanden.
Voor lidstaten met arctische omstandigheden mag het maximale distillatiepunt van 65 % bij een temperatuur van 250 °C voor dieselbrandstof en gasolie vervangen worden door een maximaal distillatiepunt van 10 % (volumeprocent) bij een temperatuur van 180 °C.
- 2.
aan artikel 3, lid 2, worden de volgende punten toegevoegd:
- d)
Onverminderd het bepaalde onder c), nemen de lidstaten alle maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat te gelegener tijd, doch uiterlijk op 1 januari 2005, ongelode benzine met een zwavelgehalte van maximaal 10 mg/kg op hun grondgebied in de handel wordt gebracht. De lidstaten zorgen ervoor dat dergelijke ongelode benzine beschikbaar is op een verantwoord evenwichtig gespreide geografische basis en in alle overige opzichten voldoet aan de specificaties van bijlage III.
De lidstaten mogen voor de ultraperifere gebieden specifieke bepalingen opstellen voor de invoering van dieselbrandstof met een zwavelgehalte van maximaal 10 mg/kg. De lidstaten die gebruikmaken van deze bepaling, brengen de Commissie hiervan op de hoogte. De Commissie beveelt in richtsnoeren aan, wat voor de toepassing van dit punt moet worden verstaan onder ‘beschikbaarheid op een verantwoord evenwichtig gespreide geografische basis’.
- e)
De lidstaten zorgen ervoor dat uiterlijk per 1 januari 2009 op hun grondgebied slechts ongelode benzine in de handel kan worden gebracht die voldoet aan de milieutechnische specificaties van bijlage III, doch een zwavelgehalte heeft van maximaal 10 mg/kg.
- 3.
in artikel 4:
- a)
worden de volgende punten toegevoegd aan lid 1:
- d)
Onverminderd het bepaalde onder c), nemen de lidstaten alle maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat te gelegener tijd, doch uiterlijk op 1 januari 2005, dieselbrandstof met een zwavelgehalte van maximaal 10 mg/kg op hun grondgebied in de handel wordt gebracht. De lidstaten zorgen ervoor dat dergelijke dieselbrandstof beschikbaar is op een verantwoord evenwichtig gespreide geografische basis en in alle overige opzichten voldoet aan de specificaties van bijlage IV.
De lidstaten mogen voor de ultraperifere gebieden specifieke bepalingen opstellen voor de invoering van dieselbrandstof met een zwavelgehalte van maximaal 10 mg/kg. De lidstaten die gebruikmaken van deze bepaling, brengen de Commissie hiervan op de hoogte.
- e)
De lidstaten zorgen ervoor, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9, lid, onder a), dat uiterlijk per 1 januari 2009 op hun grondgebied slechts dieselbrandstof in de handel kan worden gebracht die voldoet aan de milieutechnische specificaties van bijlage IV, doch een zwavelgehalte heeft van maximaal 10 mg/kg.
- b)
wordt het volgende nieuwe lid toegevoegd:
5
De lidstaten zorgen ervoor dat de op hun grondgebied in de handel verkrijgbare gasoliën die bedoeld zijn om in niet voor de weg bestemde mobiele machines, landbouwtrekkers of bosbouwmachines te worden gebruikt, minder dan 2 000 mg/kg zwavel bevatten. Uiterlijk op 1 januari 2008 wordt het maximaal toelaatbare zwavelgehalte van gasoliën voor gebruik in niet voor de weg bestemde mobiele machines en landbouwtrekkers of bosbouwmachines verlaagd tot 1 000 mg/kg. De lidstaten kunnen echter een lagere grenswaarde verplicht stellen of hetzelfde zwavelgehalte dat in deze richtlijn voor dieselbrandstof wordt voorgeschreven.
- 4.
in artikel 6:
- a)
wordt lid 1 vervangen door:
1
In afwijking van de artikelen 3, 4 en 5 en in overeenstemming met artikel 95, lid 10, van het Verdrag kunnen de lidstaten maatregelen nemen om voor te schrijven dat er in bepaalde gebieden van hun grondgebied voor het gehele voertuigenpark of een deel daarvan slechts brandstoffen in de handel mogen worden gebracht die voldoen aan strengere milieutechnische specificaties dan die van deze richtlijn, om de volksgezondheid in een bepaalde agglomeratie of het milieu in een bepaald uit ecologisch of milieu-oogpunt kwetsbaar gebied in die lidstaat te beschermen, wanneer de luchtverontreiniging of grondwaterverontreiniging een ernstig en steeds terugkerend probleem voor de menselijke gezondheid of het milieu vormt, of redelijkerwijze kan worden verwacht dat zulks het geval is.
- b)
wordt lid 3 vervangen door:
3
De betrokken lidstaten verstrekken de Commissie de relevante milieugegevens voor de betrokken agglomeratie of het betrokken gebied, alsmede informatie over het verwachte effect van de voorgestelde maatregelen op het milieu.
- c)
worden de leden 7 en 8 geschrapt;
- 5.
artikel 8 wordt vervangen door:
Artikel 8. Toezicht op naleving en rapportage
1
De lidstaten houden toezicht op de naleving van de voorschriften van de artikelen 3 en 4 betreffende benzine en dieselbrandstof, met behulp van de analysemethoden van de Europese normen EN 228:1999, respectievelijk EN 590:1999.
2
De lidstaten stellen een systeem voor toezicht op de brandstofkwaliteit vast in overeenstemming met de eisen van de relevante Europese norm. Het gebruik van alternatieve systemen voor toezicht op de brandstofkwaliteit is toegestaan, indien de daarmee behaalde resultaten even betrouwbaar zijn.
3
De lidstaten dienen elk jaar uiterlijk op 30 juni een rapport in over de nationale gegevens inzake brandstofkwaliteit met betrekking tot het voorafgaande kalenderjaar. Het eerste rapport wordt uiterlijk op 30 juni 2002 ingediend. Vanaf 1 januari 2004 moeten dergelijke rapporten overeenkomen met het model dat wordt beschreven in de relevante Europese norm. Voorts brengen de lidstaten verslag uit over de totale hoeveelheden benzine en dieselbrandstof die op hun grondgebied in de handel zijn gebracht en over de hoeveelheden in de handel gebrachte ongelode benzine en dieselbrandstof met een zwavelgehalte van minder dan 10 mg/kg. Bovendien brengen de lidstaten jaarlijks verslag uit over de beschikbaarheid op een verantwoord evenwichtig gespreide geografische basis van benzine en dieselbrandstof met minder dan 10 mg/kg zwavel die op hun grondgebied in de handel worden gebracht.
4
De Commissie draagt er zorg voor dat de ingevolge lid 3 te verstrekken informatie terstond en met de daarvoor geëigende middelen beschikbaar wordt gesteld. De Commissie publiceert jaarlijks, en voor het eerst uiterlijk op 31 december 2003, een verslag over de effectieve brandstofkwaliteit in de verschillende lidstaten en de geografische spreiding van brandstoffen met een maximumzwavelgehalte van 10 mg/kg, teneinde een overzicht van gegevens inzake de brandstofkwaliteit in de verschillende lidstaten beschikbaar te stellen.
- 6.
artikel 9 wordt vervangen door:
Artikel 9. Evaluatie
1
De Commissie evalueert de brandstofspecificaties van de bijlagen III en IV uiterlijk op 31 december 2005, met uitzondering van de parameter zwavelgehalte, en stelt, waar nodig, wijzigingen voor die in overeenstemming zijn met de huidige en toekomstige eisen van de communautaire wetgeving inzake voertuigemissies en de luchtkwaliteit en daarmee verband houdende doelstellingen. De Commissie houdt daarbij met name rekening met:
- a)
de eventuele noodzaak van een aanpassing van de einddatum voor de volledige invoering van dieselbrandstof met een zwavelgehalte van maximaal 10 mg/kg om een algehele stijging van de emissie van broeikasgassen te voorkomen. In deze analyse wordt rekening gehouden met ontwikkelingen in de raffinagetechnologie, de verwachte verbeteringen op het gebied van het brandstofrendement van voertuigen en de mate waarin nieuwe technologie met een hoog brandstofrendement in motorvoertuigen wordt ingebouwd;
- b)
de gevolgen van nieuwe communautaire wetgeving waarin luchtkwaliteitsnormen worden vastgesteld voor stoffen zoals polycyclische aromatische koolwaterstoffen;
- c)
de resultaten van de in artikel 10 van Richtlijn 1999/30/EG van de Raad van 22 april 1999 betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht (*)beschreven evaluatie;
- d)
de resultaten van de evaluatie van de verschillende overeenkomsten die met de Japanse (**), de Koreaanse (***)en de Europese (****)autofabrikanten zijn gesloten om het brandstofverbruik en de emissie van kooldioxide van nieuwe personenauto's te verlagen in het licht van de veranderingen van de brandstofkwaliteit die bij deze richtlijn worden ingevoerd en van de voortgang bij het bereiken van de communautaire doelstelling van een gemiddelde CO2-emissie van 120 g/km per motorvoertuig;
- e)
de resultaten van de evaluatie ingevolge artikel 7 van Richtlijn 1999/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking en tot wijziging van Richtlijn 88/77/EEG van de Raad (*****)en de bevestiging van de bindende norm voor de NOx-emissie van zware motoren;
- f)
een goed functioneren van nieuwe technologie om verontreiniging te beperken en de effecten van metaalhoudende additieven en andere relevante zaken op de prestaties daarvan en ontwikkelingen die van invloed zijn op de internationale brandstofmarkten;
- g)
de noodzaak van de bevordering van de invoering van alternatieve brandstoffen, onder meer biobrandstoffen, alsmede de noodzaak om wijzigingen aan te brengen in andere parameters in de brandstofspecificaties, zowel voor conventionele als voor alternatieve brandstoffen, bijvoorbeeld de wijzigingen die noodzakelijk zijn in de maximumvoorwaarden voor de vluchtigheid van benzine in deze richtlijn voor de toepassing daarvan op mengsels van bio-ethanol met benzine, alsmede vervolgens noodzakelijke wijzigingen in de norm EN 228:1999.
2
Bij de uitwerking van haar voorstel voor de volgende fase van emissienormen voor compressie-ontstekingsmotoren in niet voor de weg bestemde toepassingen stelt de Commissie tegelijk de vereiste brandstofkwaliteit vast. Daarbij houdt de Commissie rekening met de omvang van de emissies van deze sector, de algemene baten voor het milieu en de gezondheid, de gevolgen in de lidstaten met betrekking tot de brandstofdistributie en de kosten en baten van een beperkter zwavelgehalte dan thans is vereist voor brandstof die door compressieontstekingsmotoren in niet voor de weg bestemde toepassingen wordt gebruikt, en brengt zij vervolgens de passende brandstofkwaliteitseisen voor niet voor de weg bestemde toepassingen in overeenstemming met de wel voor de weg bestemde toepassingen vóór een bepaalde datum, naar de huidige verwachting 1 januari 2009, die de Commissie in haar overzicht van 2005 moet bevestigen of wijzigen.
3
In aanvulling op het bepaalde in lid 1 kan de Commissie onder andere voorstellen doen
- —
teneinde rekening te houden met de bijzondere situatie van bepaalde categorieën voertuigen en de noodzaak de specificatieniveaus voor te stellen voor de bijzondere brandstoffen die zij gebruiken;
- —
tot vaststelling van specificatieniveaus voor vloeibaar petroleumgas, aardgas en biobrandstoffen.
- 7.
het volgende artikel wordt ingevoegd:
Artikel 9 bis. Sancties
De lidstaten stellen de sancties vast die van toepassing zijn bij inbreuken op de nationale voorschriften die uit hoofde van deze richtlijn worden vastgesteld. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
- 8.
in artikel 10 wordt de eerste alinea vervangen door:
1
De meetmethoden die moeten worden toegepast met betrekking tot de in de bijlagen I en III van deze richtlijn gespecificeerde parameters zijn de analysemethoden van de Europese norm EN 228:1999. De meetmethoden die moeten worden toegepast met betrekking tot de in de bijlagen II en IV van deze richtlijn gespecificeerde parameters zijn de analysemethoden van de Europese norm EN 590:1999. De lidstaten kunnen, waar nodig, ter vervanging van de normen EN 228:1999 of EN 590:1999 specifieke analysemethoden aannemen, indien kan worden aangetoond dat deze ten minste even nauwkeurig en van gelijke precisie zijn als de analysemethoden die worden vervangen. Indien het nodig is de toegestane analysemethoden aan te passen aan de technische vooruitgang, kan de Commissie de wijzigingen vaststellen overeenkomstig de procedure van artikel 11, lid 2.
- 9.
artikel 11 wordt vervangen door:
Artikel 11. Comitéprocedure
1
De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 12 van Richtlijn 96/62/EG (*) ingestelde comité.
2
In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (**), met inachtneming van artikel 8 van dat besluit, van toepassing.
De in artikel 5 van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn bedraagt drie maanden.
3
Het comité stelt zijn reglement van orde vast.
- 10.
de bijlagen I tot en met IV worden vervangen door de tekst in de bijlage bij deze richtlijn.
Voetnoten
De nummering van deze GN-codes zoals aangegeven in het Gemeenschappelijk douanetarief en gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie (PBL 279 van 23.10.2001, blz. 1).
De nummering van deze GN-codes zoals aangegeven in het Gemeenschappelijk douanetarief en gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie (PBL 279 van 23.10.2001, blz. 1).
De nummering van deze GN-codes zoals aangegeven in het Gemeenschappelijk douanetarief en gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie (PBL 279 van 23.10.2001, blz. 1).
PB L 59 van 27.2.1998, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/63/EG van de Commissie (PB L 227 van 23.8.2001, blz. 41).
PB L 173 van 12.7.2000, blz. 1.
PB L 163 van 29.6.1999, blz. 41. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2001/744/EG van de Commissie (PB L 278 van 23.10.2001, blz. 35).
PB L 100 van 20.4.2000, blz. 57.
PB L 100 van 20.4.2000, blz. 55.
PB L 40 van 13.2.1999, blz. 49.
PB L 44 van 16.2.2000, blz. 1.
PB L 296 van 21.11.1996, blz. 55.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.