Einde inhoudsopgave
Regeling voertuigen
Artikel 5.18.2 [Voortbewegen van motorrijtuigen of samenstellen van voertuigen]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
31-10-2023, Stcrt. 2023, 29164 (uitgifte: 27-11-2023, regelingnummer: IENW/BSK-2023/299526)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-12-2023, Stb. 2023, 464 (uitgifte: 13-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met art. I, onderdelen C, E en P van de wet van 26-10-2023, Stb. 277.
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Met een motorvoertuig mag niet meer dan één motorvoertuig worden gesleept.
2.
Voertuigen voorzien van een drukluchtremsysteem mogen alleen met behulp van een sleepstang worden gesleept.
3.
Het drukluchtremsysteem van het gesleepte voertuig dient te zijn aangesloten op het drukluchtremsysteem van het trekkende voertuig.
4.
Een dolly of afsleepas en een zich daarop bevindend motorvoertuig worden als één motorvoertuig beschouwd. De dolly of afsleepas dient in dat geval te zijn voorzien van een reminrichting.
5.
Een afsleepas mag slechts gebruikt worden, indien zich daarop een motorvoertuig bevindt.
6.
Met een motorvoertuig mag geen tweewielig motorvoertuig of samenstel van voertuigen worden gesleept.
7.
Met een tweewielig motorvoertuig, een bijzondere bromfiets, een gelede bus of een samenstel van voertuigen mag geen motorvoertuig worden gesleept.