Renteaftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting
Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/5.3.1.2:5.3.1.2 Meer duidelijkheid omtrent kwalificatie hybride lening
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/5.3.1.2
5.3.1.2 Meer duidelijkheid omtrent kwalificatie hybride lening
Documentgegevens:
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS592230:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Bij de invoering van de thin-capitalisationwetgeving schiep de wetgever voor het eerst enige duidelijkheid ten aanzien van de kwalificatie van de hybride lening. Hij gaf namelijk aan dat een hybride lening voor de toepassing van art. 10d niet tot het eigen vermogen wordt gerekend, behoudens de situatie dat er sprake is van een deelnemerschapslening.1 Het was echter de vraag of deze opmerking beperkt bleef tot de toepassing van art. 10d, dan wel of aan deze opmerking een bredere invulling moest worden gegeven. Ten aanzien van deze kwestie werd door de wetgever in de Eerste Kamer meer duidelijkheid geschapen. Uit de Nota navv kan mijns inziens worden afgeleid dat een hybride lening moet worden gekwalificeerd als een lening. Aldaar gaf de wetgever namelijk in meer algemene zin aan, dat de toepassing van art. 10, lid 1, onderdeel d op een hybride geldlening niet automatisch leidt tot de kwalificatie van de lening als eigen vermogen.2
Hoewel er na deze opmerkingen duidelijkheid bestaat omtrent de kwalificatie van een hybride lening – de lening blijft een lening – is het zeer kwalijk dat deze duidelijkheid pas bijna twee jaar na de invoering van de hybride leningwetgeving wordt gegeven. Dit wringt des te meer omdat deze duidelijkheid ‘toevallig’ werd gegeven bij de behandeling van een wetsvoorstel (29 210), dat in beginsel geheel los staat van art. 10, lid 1, onderdeel d.