Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2022–2027
5.6.4.1 Scenario 1-situaties (investeringsbesluit)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
29-04-2021, PbEU 2021, C 153 (uitgifte: 29-04-2021, regelingnummer: 2021/C 153/01)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-04-2021, PbEU 2021, C 153 (uitgifte: 29-04-2021, regelingnummer: 2021/C 153/01)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Staatssteun (V)
123
In scenario 1-situaties legt de Commissie bijzondere nadruk op de negatieve effecten met betrekking tot de opbouw van overcapaciteit in krimpende markten, het beletten van marktuittreding en het begrip aanzienlijke marktmacht. Deze negatieve effecten worden in de punten 124 tot en met 133 beschreven, en de positieve effecten van de steun moeten daartegen opwegen. Indien echter komt vast te staan dat de steun de duidelijk negatieve effecten zou opleveren die in punt 114 worden beschreven, is het weinig waarschijnlijk dat de steun zal worden gecompenseerd door positieve effecten en met de interne markt verenigbaar wordt verklaard.
124
Om de potentiële verstoring van de mededinging en het handelsverkeer te bepalen en beoordelen, moeten de lidstaten bewijsmateriaal verschaffen waarmee de Commissie de betrokken productmarkten kan afbakenen (producten die beïnvloed worden door de gedragsverandering van de begunstigde van de steun) en de getroffen concurrenten en afnemers/consumenten kan identificeren. Het betrokken product is in de regel het product waarop het investeringsproject betrekking heeft (1). Heeft het project betrekking op een tussenproduct en wordt een aanzienlijk deel van productie niet op de markt afgezet, dan kan het betrokken product het downstreamproduct zijn. De relevante productmarkt omvat het betrokken product en daarmee substitueerbare producten die als dusdanig worden beschouwd hetzij door de consument (wegens de kenmerken van het product, de prijs of het gebruik waarvoor het is bestemd), hetzij door de producent (wegens de flexibiliteit van de productie-installaties).
125
De Commissie zal meerdere criteria hanteren om deze mogelijke verstoringen te beoordelen, zoals de marktstructuur voor het betrokken product, de prestaties van de markt (krimpende of groeiende markt), de procedure voor de selectie van de begunstigde van de steun, drempels voor toetreding en uittreding, en productdifferentiatie.
126
Het feit dat een onderneming stelselmatig een beroep moet doen op staatssteun, kan een aanwijzing zijn dat de onderneming niet op eigen kracht de concurrentie het hoofd kan bieden of dat zij onterechte voordelen geniet ten opzichte van haar concurrenten.
127
De Commissie onderscheidt twee belangrijke bronnen van mogelijke negatieve effecten op productmarkten:
- 1)
gevallen van capaciteitsverhoging die leidt tot een situatie van overcapaciteit of die een bestaande situatie van overcapaciteit verergert, met name in een krimpende markt;
- 2)
gevallen waarin de begunstigde van de steun aanzienlijke marktmacht heeft.
128
Om te beoordelen of de steun kan worden benut voor het creëren of in stand houden van ondoelmatige marktstructuren, zal de Commissie rekening houden met de bijkomende productiecapaciteit die door het project wordt gecreëerd en gaat zij na of het een achterblijvende markt betreft.
129
Wanneer de betrokken markt groeit, is er doorgaans minder reden voor bezorgdheid dat de steun dynamische prikkels ongunstig zal beïnvloeden of het verlaten van of de toetreding tot de markt sterk zal belemmeren.
130
Meer bezorgdheid is geboden wanneer markten krimpen. De Commissie maakt een onderscheid tussen de gevallen waarin de markt, op lange termijn beschouwd, structureel krimpt, en de gevallen waarin de betrokken markt relatief krimpt (d.w.z. nog wel groeit, maar een benchmarkgroeipercentage niet overschrijdt).
131
Of een markt ontoereikend presteert, wordt in de regel gemeten door een vergelijking te maken met het bbp van de EER in de drie jaar die voorafgaan aan de aanvang van het project (benchmarkpercentage). Om dit te meten kan ook worden gebruikgemaakt van groeiprognoses voor de volgende drie tot vijf jaar. Mogelijke indicatoren daarbij zijn de verwachte toekomstige groei van de desbetreffende markt, de hieruit voortvloeiende verwachte capaciteitsbenuttingspercentages, en de waarschijnlijke invloed van de capaciteitstoename op concurrenten wat betreft prijzen en winstmarges.
132
In sommige gevallen is de groei van de EER-productmarkt misschien niet de geschikte maatstaf om alle effecten van de steun te kunnen beoordelen, met name indien de geografische markt mondiaal is. In dergelijke gevallen zal de Commissie kijken naar het effect van de steun op de betrokken marktstructuren, met name het potentieel ervan om producenten in de EER uit de markt te drukken.
133
Bij haar beoordeling van de vraag of er aanzienlijke marktmacht bestaat, zal de Commissie rekening houden met de positie van de begunstigde van de steun gedurende een periode voordat deze steun ontvangt, en de verwachte marktpositie nadat de investering is voltooid. De Commissie zal rekening houden met marktaandelen van de begunstigde van de steun, maar ook de marktaandelen van diens concurrenten en andere relevante factoren. Zij zal bijvoorbeeld de marktstructuur beoordelen door te kijken naar de concentratie op de markt, mogelijke toegangsbelemmeringen (2), kopersmacht (3) en drempels voor groei op de markt of voor het verlaten van de markt.
Voetnoten
Voor investeringsprojecten die de productie van meerdere, uiteenlopende producten betreffen, moet elk van deze producten worden beoordeeld.
Bij deze toegangsbelemmeringen gaat het om juridische belemmeringen (in het bijzonder intellectuele-eigendomsrechten), schaal- en toepassingsvoordelen, en drempels voor de toegang tot netwerken en infrastructuur. Wanneer de steun betrekking heeft op een markt waar de begunstigde van de steun een gevestigde onderneming is, kunnen mogelijke toegangsbelemmeringen de door de begunstigde van de steun uitgeoefende potentiële aanzienlijke marktmacht versterken, en zo ook de mogelijke negatieve effecten van die marktmacht.
Wanneer sterke afnemers op de markt aanwezig zijn, is het minder waarschijnlijk dat een begunstigde van steun de prijzen kan verhogen tegenover deze sterke afnemers.