Einde inhoudsopgave
Regeling dierlijke producten
Artikel 2.42 Aantonen van de aanwezigheid van residuen van antibiotica
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Bronpublicatie:
12-04-2021, Stcrt. 2021, 20211 (uitgifte: 22-04-2021, regelingnummer: WJZ/ 21078027)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-04-2021, Stcrt. 2021, 20211 (uitgifte: 22-04-2021, regelingnummer: WJZ/ 21078027)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1.
Een ontvanger van boerderijmelk onderzoekt iedere leverantie van boerderijmelk op de aanwezigheid van residuen van antibiotica.
2.
Monsters boerderijmelk die bestemd zijn voor onderzoek op residuen van antibiotica worden, in afwijking van artikel 2.39, onderdelen h en j, bewaard bij een temperatuur van ten hoogste 8,0°C en worden binnen 96 uur na de monsterneming in onderzoek genomen. Gedurende een periode van ten hoogste 24 uur kan de temperatuur ten hoogste 20°C bedragen.
3.
Het onderzoek op residuen van antibiotica geschiedt met een screeningsmethode en één of meerdere bevestigingsmethoden ter kwantificering en confirmatie van de identiteit.
4.
De gebruikte screeningsmethode en bevestigingsmethoden worden zodanig gekozen en gevalideerd dat op basis van periodieke risicoanalyse de gebruikte antibiotica afdoende worden gedetecteerd.
5.
De in het vierde lid bedoelde antibiotica worden minimaal op de voor de betreffende stof vastgelegde EU-maximum residulimiet aangetoond.
6.
In geval residuen van antibiotica worden aangetoond wordt ten minste 2 ml van het betreffende monsterrestant tot ten minste drie maanden na de datum van monsterneming bij –20°C of lager bewaard. Dit monsterrestant wordt voorzien van een adequate identificatie.