Het voorlopig getuigenverhoor
Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/236:236 Doel: bewaren en verzamelen van bewijs
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/236
236 Doel: bewaren en verzamelen van bewijs
Documentgegevens:
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS453440:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 24 maart 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1683, NJ 1998, 414, m.nt. P. Vlas (Saueressig/Forbo).
HR 16 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU3922, NJ 2012, 316, m.nt. C.J.M. Klaassen en JBPr 2012, 25, m.nt. G. van Rijssen (Boekhoorn/Cyrte).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In de beschikking Saueressig/Forbo1 formuleerde de Hoge Raad het doel van het voorlopig getuigenverhoor als volgt:
“Het voorlopig getuigenverhoor, zoals dat in de art. 214 e.v. (het huidige art. 186 e.v., EG) is geregeld, beoogt niet alleen mogelijk te maken dat spoedig na het plaatsvinden van omstreden feiten daaromtrent getuigenverklaringen kunnen worden afgelegd alsmede te voorkomen dat bewijs verloren gaat; het strekt óók en vooral ertoe belanghebbenden bij een eventueel naderhand bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken geding - degene die het aanspannen daarvan overweegt, degene die verwacht dat het tegen hem zal worden aangespannen, dan wel een derde die anderszins bij dat geding belang heeft - de gelegenheid te bieden vooraf opheldering te verkrijgen omtrent de (hun wellicht nog niet precies bekende) feiten, zulks teneinde hen in staat te stellen hun positie beter te beoordelen, met name ook ten aanzien van de vraag tegen wie het geding moet worden aangespannen.”
Later, in de beschikking Boekhoorn/Cyrte2 overwoog de Hoge Raad dat:
“een voorlopig getuigenverhoor ertoe strekt de verzoekende partij bewijs te verschaffen van feiten en omstandigheden die zij niet alleen in een eventueel te beginnen maar ook in een reeds aanhangige procedure zou hebben te bewijzen, dan wel de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van de in het voorlopig getuigenverhoor afgelegde getuigenverklaringen meer zekerheid te verkrijgen omtrent voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen of deze voort te zetten (…). Hetgeen aldus ten aanzien van de positie van de verzoeker van het voorlopige getuigenverhoor is gezegd, geldt in gelijke mate voor de wederpartij die in het voorlopig getuigenverhoor is verschenen en daarin op grond van art. 189 in verbinding met art. 168 Rv. recht heeft op het leveren van tegenbewijs”.
Hoewel de formuleringen van het doel van het voorlopig getuigenverhoor niet precies overeenkomen, doet Boekhoorn/Cyrte niet af aan Saueressig/Forbo. Uit de beide uitspraken Saueressig/Forbo en Boekhoorn/Cyrte tezamen blijkt dat een voorlopig getuigenverhoor ten eerste ten doel heeft te voorkomen dat bewijs verloren gaat. Ten tweede strekt het voorlopig getuigenverhoor ertoe partijen bewijs te verschaffen van in een (aanhangige) procedure te bewijzen feiten dan wel partijen de gelegenheid te bieden meer opheldering te verkrijgen over de voor een (aanhangige) procedure relevante feiten. Het bewijs van de feiten, althans het verkijgen van meer zekerheid over de feiten, stelt partijen in staat hun positie te beoordelen. Uit deze – op de bewijsverkrijgende (of zelfs informatieverkrijgende) functie in een vroeg stadium van het geschil toegesneden – doelomschrijving van het voorlopig getuigenverhoor kan worden afgeleid dat heel algemeen het doel van het voorlopig getuigenverhoor is: het verzamelen van getuigenbewijs voor gebruik ten nutte van de hoofdzaak. Ik zal mij bij de behandeling van de afwijzingsgronden richten op dit – meest voorkomende – doel waartoe een voorlopig getuigenverhoor wordt verzocht. Een verzoek ter voorkoming van verlies van bewijs behoort naar mijn mening een ‘status aparte’ te krijgen en zal ik daarom in par. 6.7 afzonderlijk behandelen.