Hof Arnhem, 20-08-2002, nr. 21-001501-02
ECLI:NL:GHARN:2002:AE6744
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
20-08-2002
- Zaaknummer
21-001501-02
- LJN
AE6744
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2002:AE6744, Uitspraak, Hof Arnhem, 20‑08‑2002; (Hoger beroep, Verwijzing na Hoge Raad)
Na terugverwijzing door: ECLI:NL:HR:2002:AD9962
Tussenuitspraak: ECLI:NL:GHLEE:2001:AA9711
- Wetingang
Uitspraak 20‑08‑2002
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
Parketnummer: 21-001501-02
Uitspraak dd.: 20 augustus 2002
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Groningen van 27 juli 2000 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is -na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad- gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 augustus 2002 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie bijlage II voor de inhoud van de telastelegging, zoals deze luidt sinds de toelating van de nadere omschrijving van de telastelegging door de arrondissementsrechtbank te Groningen op 13 juli 2000)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het primair telastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsverweer
Namens verdachte is gesteld dat verdachte weliswaar in beginsel als medepleger van de levensberoving op het slachtoffer kan worden beschouwd, maar dat hij behoort te worden vrijgesproken nu gelet de verklaringen van verdachte, het sectierapport, de verklaringen van dr. R. Visser, patholoog-anatoom, afgelegd bij de rechter-commissaris en het rapport van dr. B.M.J. Uitdehaag, neuroloog, niet is vast te stellen dat het slachtoffer nog in leven was op het moment dat verdachte het slachtoffer messteken toebracht.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Nadat medeverdachte en verdachte het huis van [slachtoffer] waren binnengedrongen en [medeverdachte] de bewoner [slachtoffer] had aangevallen, heeft verdachte in opdracht van [medeverdachte] de voordeur van de woning afgesloten en de sleutels vervolgens bij zich gestoken. Verdachte heeft [medeverdachte] tegen [slachtoffer] horen zeggen: "Ik maak je af" en [slachtoffer] horen zeggen "Laat me leven". Terwijl verdachte in de woonkamer gitaar speelde, hoorde hij angstkreten van [slachtoffer] als van iemand in doodsangst en is hij de trap een eindweegs naar boven gelopen waar hij zag dat [medeverdachte] met een mes aan het steken was in het lichaam van [slachtoffer]. Nadat hij de gitaar in opdracht van [medeverdachte] naar de woonkamer had teruggebracht en [medeverdachte] hem had geroepen, is hij wederom de trap opgegaan waar hij een plas bloed zag liggen. Hij hoorde weer angstkreten van [slachtoffer], hij zag [medeverdachte] in een kamer op de verdieping met een mes op [slachtoffer] insteken en heeft in opdracht van [medeverdachte] het steken met dat mes van [medeverdachte] overgenomen en [slachtoffer] tenminste eenmaal in het been en viermaal in de buik of borst gestoken. Waar verdachte nog kort tevoren angstkreten van het slachtoffer had gehoord, is onaannemelijk dat het slachtoffer al was overleden op het moment dat verdachte hem met het mes stak. Doch ook indien het slachtoffer al wel was overleden, is sprake van medeplegen omdat verdachte zich niet alleen in geen enkel opzicht heeft gedistantieerd van de door hem waargenomen levensbedreigende agressie van [medeverdachte] jegens [slachtoffer], doch daaraan zelf actief heeft deelgenomen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het subsidiair telastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 oktober 1999 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [T.A.A. van W.] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader, met dat opzet die [T.A.A. van W.] met messen meermalen (diep en/of met kracht) in een bil en de handen en de rug en de nek en de hals en keel en het hoofd en de borst en de buik en de benen gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [T.A.A. van W.] is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf
ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde:
Het medeplegen van:
Doodslag.
Verweer
Door en namens verdachte is gesteld dat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu hij -na de gruwelijkheden die [medeverdachte] tegen het slachtoffer had gepleegd- doodsbang was voor [medeverdachte] en hij uit psychische overmacht heeft gehandeld. Ter ondersteuning van dit verweer heeft de raadsvrouw een groot aantal voorbeelden gegeven van agressief optreden van [medeverdachte], en de angst die hij -ook bij mensen met een sterkere persoonlijkheid dan verdachte- teweegbrengt.
Aannemelijk is dat verdachte ontzag en / of angst koesterde voor [medeverdachte]. Er zijn echter geen aanwijzingen dat verdachte geheel was overgeleverd aan angst voor [medeverdachte] en niet instaat was aan het initiatief van [medeverdachte] voldoende psychische weerstand te bieden. Evenmin is aannemelijk dat verdachte heeft gehandeld onder invloed van een vernauwd bewustzijn. Bovendien verzette verdachte zich eerder die dag op assertieve wijze tegen plannen van [medeverdachte] om een oudere man te beroven en een meisje seksueel te belagen. Het beroep op psychische overmacht wordt verworpen.
Strafbaarheid van de verdachte
P.K.J. Ronhaar, psychiater, en A.J. de Groot, psycholoog, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht (Psychiatrisch Observatiekliniek van het Gevangeniswezen), hebben op 11 april 2000 omtrent verdachte rapport uitgebracht. Dit rapport houdt als conclusie (VI) in dat verdachte ten tijde van het plegen van de hem telastegelegde feiten weliswaar de ongeoorloofdheid daarvan heeft kunnen inzien, doch in mindere mate dan de gemiddeld normale mens is staat is geweest zijn wil in vrijheid - overeenkomstig een dergelijk besef - te bepalen. Ten tijde van het plegen van het hem telastegelegde feiten was verdachte lijdende aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, dat deze feiten hem in slechts verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het hof neemt deze conclusie over en maakt deze tot zijn oordeel. Hieruit volgt dat de verdachte strafbaar is, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte samen met zijn mededader gewapend met meerdere messen op pad ging om een pistool te kopen. Onder gebruik van drugs en alcohol zijn zij in een gewelddadige spiraal terechtgekomen. Uiteindelijk zijn zij de woning van het slachtoffer binnengedrongen, waarbij het zij slachtoffer direct na het openen van zijn voordeur op gewelddadige en meedogenloze wijze hebben bejegend en uiteindelijk van het leven hebben beroofd.
Door de volstrekte zinloosheid van de daad, de willekeurige wijze waarop het slachtoffer is "gekozen" en de gruwelijke wijze waarop hij om het leven is gebracht, moet verdachte de nabestaanden onbeschrijfelijk veel leed hebben berokkend. Voor de nabestaanden moet dit een bijzonder traumatische ervaring zijn die naar de ervaring leert nog gedurende lange tijd hun leven zal beïnvloeden. Voorts is de samenleving ernstig geschokt en zijn de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid aangewakkerd. Verdachte dient gedurende een lange tijd niet in de maatschappij terug te keren. Het hof heeft rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en het feit dat het initiatief van zijn mededader is uitgegaan.
Door de gruwelijke doodslag van een willekeurig slachtoffer is de rechtsorde ernstig geschokt en daarom wordt de gevangenneming van verdachte bevolen.
Het hof heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaken, vermeld op de vordering nadere omschrijving telastelegging, zoals deze is toegelaten door de rechtbank in het arrondissement Groningen op 13 juli 2000.
Verdachte heeft bekend die feiten te hebben begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair telastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het subsidiair telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de gevangenneming van verdachte.
Aldus gewezen door
mr Van Houten, voorzitter,
mrs Van Ditzhuijzen en De Vries, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Van Laethem, griffier,
en op 20 augustus 2002 ter openbare terechtzitting uitgesproken.