Facultatief Protocol inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie bij het verdrag inzake de rechten van het kind
Artikel 8
Geldend
Geldend vanaf 18-01-2002
- Bronpublicatie:
25-05-2000, Trb. 2001, 130 (uitgifte: 03-08-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
18-01-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-11-2005, Trb. 2005, 282 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De Staten die partij zijn, nemen passende maatregelen om de rechten en belangen van kinderen die het slachtoffer zijn van de uit hoofde van dit Protocol verboden praktijken tijdens alle fasen van de strafrechtelijke procedure te beschermen, in het bijzonder door:
- a.
de kwetsbaarheid van kinderslachtoffers te erkennen en procedures aan te passen teneinde hun speciale behoeften, met inbegrip van hun speciale behoeften als getuige, te erkennen;
- b.
kinderslachtoffers te informeren over hun rechten en hun rol in en de omvang, planning en voortgang van de procedure en de uitspraak in hun zaak;
- c.
op een wijze die in overeenstemming is met de procesregels van het nationale recht mogelijk te maken dat de opvattingen, behoeften en zorgen van kinderslachtoffers naar voren worden gebracht en onderzocht in de procedure wanneer hun persoonlijke belangen in het geding zijn;
- d.
gedurende de gehele gerechtelijke procedure passende ondersteunende diensten te bieden aan kinderslachtoffers;
- e.
indien nodig de persoonlijke levenssfeer en identiteit van kinderslachtoffers te beschermen en maatregelen te nemen in overeenstemming met het nationale recht om verspreiding van informatie te voorkomen die zou kunnen leiden tot de identificatie van kinderslachtoffers;
- f.
in daarvoor in aanmerking komende gevallen zorg te dragen voor de bescherming van zowel kinderslachtoffers als hun gezinnen en van ten behoeve van hen optredende getuigen, tegen intimidatie en represailles;
- g.
onnodige vertraging wat betreft het wijzen van het vonnis en wat betreft de uitvoering van rechterlijke bevelen of beschikkingen inzake de toekenning van schadeloosstelling aan kinderslachtoffers te voorkomen.
2.
De Staten die partij zijn, waarborgen dat onzekerheid ten aanzien van de feitelijke leeftijd van het slachtoffer geen beletsel vormt voor het instellen van strafrechtelijke onderzoeken, met inbegrip van onderzoeken ten behoeve van het vaststellen van de leeftijd van het slachtoffer.
3.
De Staten die partij zijn, waarborgen dat bij de behandeling door het strafrechtssysteem van kinderen die het slachtoffer zijn van de in dit Protocol omschreven strafbare feiten, de belangen van het kind de eerste overweging vormen.
4.
De Staten die partij zijn, nemen maatregelen om te zorgen voor passende scholing, in het bijzonder op het gebied van recht en psychologie, voor de personen die werken met slachtoffers van de uit hoofde van dit Protocol verboden strafbare feiten.
5.
In de daarvoor in aanmerking komende gevallen nemen de Staten die partij zijn maatregelen teneinde de veiligheid en integriteit van de personen en/of organisaties die betrokken zijn bij de voorkoming en/of bescherming en rehabilitatie van slachtoffers van deze strafbare feiten te beschermen.
6.
Geen enkele bepaling van dit artikel wordt zodanig uitgelegd dat deze schadelijk is voor of onverenigbaar met de rechten van de verdachte op een eerlijk en onpartijdig proces.