HR 3 oktober 2000, NJ 2000, 721, m.nt. De Hullu; HR 17 juni 2008, NJ 2008, 358, m.nt. Mevis.
HR, 08-01-2013, nr. 11/04966
ECLI:NL:HR:2013:BY7903
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
08-01-2013
- Zaaknummer
11/04966
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BY7903
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2013:BY7903, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑01‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BY7903
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHAMS:2011:BX5860
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHAMS:2011:BX5860
ECLI:NL:HR:2013:BY7903, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑01‑2013; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2011:BX5860, Bekrachtiging/bevestiging
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2011:BX5860, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BY7903
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2013-0004
Conclusie 08‑01‑2013
Mr. Machielse
Partij(en)
Nr. 11/04966
Mr. Machielse
Zitting 27 november 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het gerechtshof te Amsterdam heeft verdachte op 26 oktober 2011 wegens "poging tot doodslag" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren. Tevens heeft het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelast van een aantal in beslag genomen maar nog niet teruggegeven voorwerpen en heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, een en ander zoals nader omschreven in het arrest.
2.
Mr. I.M.L. Felix, advocaat te Amsterdam, heeft namens verdachte beroep in cassatie ingesteld. Mr. B.P. de Boer, advocaat te Haarlem, heeft een schriftuur ingezonden houdende één middel van cassatie.
3.1
Het middel klaagt over schending van de redelijke termijn in de cassatiefase.
3.2
Het cassatieberoep is op 8 november 2011 ingesteld en de stukken van het geding zijn op 31 mei 2012 ter griffie van de Hoge Raad ontvangen. Dit brengt mee dat de door de Hoge Raad in geval van een in voorlopige hechtenis verkerende verdachte op zes maanden gestelde inzendtermijn1. met 23 dagen is overschreden.
3.3
Nu evenwel de afhandeling in cassatie van deze zaak voortvarend ter hand is genomen en deze conclusie wordt genomen binnen dertien maanden na het instellen van het cassatieberoep, zie ik thans geen grond voor het verbinden van enigerlei consequentie aan de geconstateerde schending. Ik betrek daarbij wat de Hoge Raad in HR 11 september 2012, LJN: BX0129 heeft overwogen over de situatie waarin in cassatie enkel wordt geklaagd over schending van de redelijke termijn na het instellen van het cassatieberoep en wijs er op dat in de onderhavige zaak de schriftuur ter griffie van de Hoge Raad is ontvangen op 10 augustus 2012. Het middel lijkt mij dan ook vruchteloos te zijn voorgesteld.
4.
Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
5.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 08‑01‑2013
Uitspraak 08‑01‑2013
Inhoudsindicatie
Art. 6 EVRM. Overschrijding inzendtermijn in voldoende mate gecompenseerd door voortvarende afdoening door HR.
Partij(en)
8 januari 2013
Strafkamer
nr. S 11/04966
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 oktober 2011, nummer 23/002726-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Haarlem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
2.2.
Nu de Hoge Raad de zaak binnen veertien maanden na het instellen van het cassatieberoep afdoet, waardoor de overschrijding van de inzendtermijn in voldoende mate wordt gecompenseerd, kan - wat betreft de totale duur van de behandeling in cassatie - niet worden gesproken van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM.
2.3.
Het middel faalt derhalve.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 8 januari 2013.