RvdW 2022/824
Prejudiciële verwijzing. Rechtsstaat. Rechterlijke onafhankelijkheid. Artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU. Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Voorrang van het Unierecht. Onbevoegdheid van een nationale rechter om te onderzoeken of nationale wetgeving die door het grondwettelijk hof van de betrokken lidstaat grondwettig is verklaard, verenigbaar is met het Unierecht. Tuchtprocedure.
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
22 februari 2022
- Magistraten
K. Lenaerts, L. Bay Larsen, A. Arabadjiev, C. Lycourgos, E. Regan, S. Rodin, I. Ziemele, J. Passer, F. Biltgen, P.G. Xuereb, N. Piçarra, L.S. Rossi, N. Wahl, D. Gratsias, M.L. Arastey Sahún
- Zaaknummer
C-430/21
- Conclusie
A-G A. Collins
- Roepnaam
RS (Effet des arrêts d’une juridiction constitutionnelle)
- Folio weergave
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
EU-recht / Rechtsbescherming
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2022:99, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 22‑02‑2022
Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 22‑02‑2022
ECLI:EU:C:2022:44, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal), 20‑01‑2022
- Wetingang
Art. 19 lid 1 tweede alinea, art. 2, art. 4 lid 2 en 3 VEU; art. 267 VWEU
Essentie
RS.
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curte de Apel Craiova (rechter in tweede aanleg Craiova, Roemenië) bij beslissing van 7 juli 2021.
Prejudiciële verwijzing. Rechtsstaat. Rechterlijke onafhankelijkheid. Artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU. Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Voorrang van het Unierecht. Onbevoegdheid van een nationale rechter om te onderzoeken of nationale wetgeving die door het grondwettelijk hof van de betrokken lidstaat grondwettig is verklaard, verenigbaar is met het Unierecht. Tuchtprocedure.
1) Artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU, gelezen in samenhang met artikel 2 ...