Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/817
Beslagrecht. Vordering opheffing conservatoir beslag. Schending art. 438 lid 5 (oud) Rv door het niet dagvaarden van geëxecuteerde? Oproeping op voet art. 118 Rv.
HR 09-09-2022, ECLI:NL:HR:2022:1173
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
9 september 2022
- Magistraten
Mrs. G. de Groot, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock, K. Teuben
- Zaaknummer
21/00676
- Conclusie
A-G mr. G.R.B. van Peursem
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1173, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑09‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:230, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑03‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑05‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑03‑2021
- Wetingang
Samenvatting
Art. 438 lid 5 (oud) Rv, thans art. 438 lid 6 Rv, bepaalt dat verzet tegen de executie door een derde geschiedt door dagvaarding van zowel de executant als de geëxecuteerde. Op grond van art. 705 lid 3 Rv is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op vorderingen tot opheffing van een conservatoir beslag. Het hof had de eigenaar van de partij beslagen goederen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.