Hof Amsterdam, 15-03-2016, nr. 200.137.670/01
ECLI:NL:GHAMS:2016:967
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
15-03-2016
- Zaaknummer
200.137.670/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Financieel recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2016:967, Uitspraak, Hof Amsterdam, 15‑03‑2016; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2785, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
NTHR 2016, afl. 5, p. 272
Uitspraak 15‑03‑2016
Inhoudsindicatie
Effectenleaseovereenkomst. Echtgenote heeft overeenkomst Dexia Aanbod niet aanvaard en heeft geen opt-outverklaring afgelegd ten aanzien van de WCAM-overeenkomst. Anders dan de eerste rechter oordeelde, komt haar dan geen vernietigingsbevoegdheid op de voet van art. 1:88-89 toe.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.137.670/01
zaak- en rolnummer rechtbank: 1364896 DX EXPL 12-313 (Amsterdam)
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 15 maart 2016
inzake
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tevens (voorwaardelijk) incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
geïntimeerde,
tevens (voorwaardelijk) incidenteel appellante,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Bleiswijk,
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna Dexia en [geïntimeerde] genoemd.
Dexia is bij dagvaarding van 30 oktober 2013 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 11 september 2013 onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen Dexia als gedaagde en [geïntimeerde] als eiseres.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel, met producties;
- -
memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel, met een productie;
- -
akte van de zijde van [geïntimeerde], met een productie;
- antwoordakte van de zijde van Dexia.
Partijen hebben hun zaak ter zitting van 6 februari 2015 doen bepleiten, Dexia door mr. J.M.K.P. Cornegoor, advocaat te Amsterdam, en [geïntimeerde] door mr. Maliepaard voormeld, laatstgenoemde aan de hand van pleitnoties die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Dexia heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog integraal zal afwijzen en met veroordeling tot (terug)betaling binnen veertien dagen van hetgeen Dexia onverschuldigd ter voldoening aan het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis heeft voldaan, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente en met beslissing over de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente en nakosten.
[geïntimeerde] heeft in het principaal appel geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis, en in het voorwaardelijk incidenteel appel zoals in haar memorie vermeld, met beslissing over de proceskosten, met nakosten.
Dexia heeft in het voorwaardelijk incidenteel appel geconcludeerd tot verwerping daarvan.
[geïntimeerde] heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.
2. Feiten
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 8 mei 2013 onder “De feiten” (2.1 tot en met 2.7) een aantal in dit geding vaststaande feiten opgesomd. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof tot uitgangspunt. Deze feiten worden hierna aangevuld met overige gestelde en niet (voldoende) betwiste feiten.
2.1.
Dexia Bank Nederland N.V., de vennootschap die aanvankelijk partij was, is na een fusie met haar aandeelhoudster verdwenen als rechtspersoon. Dexia is haar rechtsopvolgster onder algemene titel. Dexia is tevens de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio-Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
2.2
[X] (hierna: [X]) heeft de volgende leaseovereenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr Contractnr. Datum Naam overeenkomst Looptijd Leasesom
1. Korting Kado 120 mnd f 108.469,47
2. 59186502 28-06-2000 Korting Kado 120 mnd f 108.469,47
3. 59186501 28-06-2000 Korting Kado 120 mnd f 108.469,47
4. 59186500 28-06-2000 Korting Kado 120 mnd f 108.469,47
5. 59186499 28-06-2000 Korting Kado 120 mnd f 108.469,47
6. 59186498 28-06-2000 Korting Kado 120 mnd f 108.469,47
2.3.
Dexia heeft met betrekking tot de leaseovereenkomsten de volgende eindafrekeningen opgesteld:
Nr. Datum eindafrekening Resultaat Betaald
1. 28-06-2010 -€9.309,29 ja
2. 28-06-2010 -€9.309,29 ja
3. 28-06-2010 -€9.309,29 ja
4. 28-06-2010 -€9.309,29 ja
5. 28-06-2010 -€9.309,29 ja
6. 28-06-2010 -€9.309,29 ja
2.4.
[geïntimeerde] heeft [X], met wie zij ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten was gehuwd, geen (schriftelijke) toestemming verleend voor het aangaan van deze overeenkomsten.
2.5.
Dexia heeft op 6 maart 2003 aan [X] de brochure “Overeenkomst Dexia
Aanbod”, het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod” en de “Juridische Documenten Dexia Aanbod” gezonden. Daarin werd [X] een minnelijk voorstel gedaan.
2.6.
Op 9 april 2003 heeft [X] het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod ondertekend en aan Dexia geretourneerd.
2.7.
Op grond van de leaseovereenkomsten is in totaal € 144.285,90 aan Dexia betaald. Gedurende de looptijd van de overeenkomsten is € 33.823,14 aan dividenden ontvangen. [X] noch [geïntimeerde] heeft betalingen verricht naar aanleiding van de restschuld die als gevolg van de effectenleaseovereenkomsten is ontstaan.
2.8.
Bij brief van 2 april 2005 gericht aan Dexia heeft [geïntimeerde] een vernietigings-verklaring uitgebracht met een beroep op artikel 1:89 BW. Dexia heeft de vernietiging betwist.
3. Beoordeling
3.1.
De kantonrechter heeft voor recht verklaard dat de leaseovereenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd op grond van de artikelen 1:88 BW jo. 1:89 BW en de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen (waaronder de vordering tot terugbetaling van
€ 110.462,76; zijnde de betaalde maandtermijnen verminderd met de ontvangen dividenden en de over dat bedrag verschuldigde wettelijke rente) met veroordeling van Dexia in de proceskosten. Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Dexia in hoger beroep met twee grieven op. De (voorwaar-delijke) incidentele grief van [geïntimeerde] heeft betrekking op onderdelen van de motivering.
3.2.
Het debat in hoger beroep spitst zich primair toe op de vraag of [geïntimeerde] bevoegd was de onderhavige overeenkomsten op basis van de artikelen 1:88 jo. 1:89 BW te vernietigen. Met grief I komt Dexia op tegen het oordeel van de kantonrechter dat [geïntimeerde] als zodanig bevoegd was de effectenleaseovereekomsten te vernietigen. Dexia stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat [geïntimeerde] deze bevoegdheid niet (langer) heeft aangezien zij gebonden is aan de regeling die is getroffen op basis van de Wet collectieve afwikkeling massaschade (hierna: de WCAM-overeenkomst) door geen gebruik te maken van de opt-out regeling. De WCAM-overeenkomst is een vaststellingsovereenkomst en laat geen ruimte meer voor een beroep op de artikelen 1:88 jo. 1:89 BW. [geïntimeerde] betwist dat zij gebonden zou zijn aan de WCAM-overeenkomst omdat zij niet als gerechtigde kan worden aangemerkt als bedoeld in die regeling, althans dat een redelijke uitleg van de WCAM-overeenkomst er aan in de weg staat dat zij als gerechtigde wordt aangemerkt.
3.3.
Het hof overweegt dat de WCAM-overeenkomst een algemeen verbindend verklaarde vaststellingsovereenkomst behelst die aan onzekerheid als bedoeld in artikel 7:900 lid 2 BW tussen Dexia enerzijds en de gerechtigden als bedoeld in artikel 2.1. van deze regeling anderzijds een einde maakt. Vast staat dat [X], destijds de echtgenoot van [geïntimeerde], het Dexia Aanbod als bedoeld in r.o. 2.5. heeft aanvaard. Vast staat ook dat [geïntimeerde] het Dexia Aanbod niet heeft aanvaard en daarmee niet gebonden is aan het Dexia Aanbod. Zoals het hof in eerdere arresten heeft geoordeeld, is er, doordat [geïntimeerde] niet gebonden is aan het Dexia Aanbod en haar (mogelijk) een beroep op de artikelen 1:88 jo. 1:89 BW toekwam, onzekerheid ten opzichte van [geïntimeerde] blijven bestaan in de zin van artikel 7:900 lid 1 BW. Deze onzekerheid was vatbaar voor beëindiging door de WCAM-overeenkomst. Daarmee moet [geïntimeerde] als gerechtigde onder de WCAM-overeenkomst worden aangemerkt. Vaststaat dat [geïntimeerde] zich niet aan de WCAM-regeling heeft onttrokken op de voet van artikel 7:908 lid 2 BW, zodat zij aan de WCAM-overeenkomst is gebonden. Het hof verwijst in dit verband naar zijn uitspraken van 11 oktober 2011 (ECLI:NL:GHAMS:2011:BU6767) en 22 januari 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ2932). De bekendheid met de WCAM-overeenkomst is gegeven met de voorgeschreven publicatiewijze via drie landelijke dagbladen (vgl. het arrest van dit hof van 9 september 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BY1492), zodat de stelling van [geïntimeerde] dat het haar niet kan worden aangerekend dat zij geen gebruik heeft gemaakt van de opt-out regeling omdat zij er niet mee bekend was dat zij gerechtigde was onder de WCAM-overeenkomst, althans dat een redelijke uitleg meebrengt dat zij niet als gerechtigde moet worden aangemerkt onder de WCAM-overeenkomst, haar niet kan baten.
3.4.
De conclusie is dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat [geïntimeerde] bevoegd was de effectenleaseovereenkomsten te vernietigen, aangezien [geïntimeerde] afstand heeft gedaan van (onder meer) haar vernietigingsbevoegdheid op grond van de artikelen 1:88 jo. 1:89 BW als gevolg van haar gebondenheid aan de WCAM-overeenkomst, zodat grief I van Dexia slaagt. Het vonnis waarvan beroep zal derhalve worden vernietigd. Aangezien Dexia daarin – onder meer – is veroordeeld tot, kort gezegd, terugbetaling van de betaalde maandtermijnen minus de ontvangen dividenden en de over dat saldo verschuldigde wettelijke rente, zal [geïntimeerde] veroordeeld worden tot terugbetaling van hetgeen zij heeft ontvangen naar aanleiding van het bestreden vonnis, alsmede zal zij als de in het ongelijk gestelde partij verwezen worden in de proceskosten in principaal appel. Aangezien grief I slaagt, hoeft grief II van Dexia in principaal appel geen bespreking meer. Het voorwaardelijk incidenteel appel zal worden afgewezen, aangezien het uitgangspunt van deze grief is dat [geïntimeerde] als zodanig vernietigingsbevoegdheid toekomt, hetgeen, zoals hiervoor is overwogen, niet juist is. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het incidenteel appel.
4. Beslissing
Het hof:
vernietigt het eindvonnis waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af;
veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling aan Dexia van al hetgeen zij naar aanleiding van het bestreden eindvonnis van Dexia heeft ontvangen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der betaling door Dexia tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van Dexia begroot op € 437,00 aan verschotten en € 1.750,00 voor salaris en in principaal appel tot op heden op € 779,79 aan verschotten, € 7.896,00 voor salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit arrest tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de nakosten, begroot op € 131,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in incidenteel appel, tot op heden aan de zijde van Dexia begroot op € 3.948,00 voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W.M. Tromp, E.E. van Tuyll van Serooskerken- Röell en S.B. van Baalen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op
15 maart 2016.