Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie
Artikel 231 Douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot gecentraliseerde vrijmaking
Geldend
Geldend vanaf 14-06-2017
- Bronpublicatie:
08-06-2017, PbEU 2017, L 149 (uitgifte: 13-06-2017, regelingnummer: 2017/989)
- Inwerkingtreding
14-06-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-06-2017, PbEU 2017, L 149 (uitgifte: 13-06-2017, regelingnummer: 2017/989)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Douane (V)
(Artikel 179, lid 4, van het wetboek)
1.
De houder van de vergunning voor gecentraliseerde vrijmaking brengt de goederen aan bij het bevoegde douanekantoor dat in deze vergunning is vermeld door een van de volgende zaken in te dienen bij het controlekantoor:
- a)
een standaard douaneaangifte als bedoeld in artikel 162 van het wetboek;
- b)
een vereenvoudigde douaneaangifte als bedoeld in artikel 166 van het wetboek;
- c)
een kennisgeving van aanbrenging als bedoeld in artikel 234, lid 1, onder a), van deze verordening.
2.
Wanneer de douaneaangifte geschiedt in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever, zijn de artikelen 234, 235 en 236 van deze verordening van toepassing.
3.
De toegestane ontheffing van de aanbrenging in overeenstemming met artikel 182, lid 3, van het wetboek, is van toepassing op de gecentraliseerde vrijmaking op voorwaarde dat de vergunninghouder die een douaneaangifte indient in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever, aan de verplichtingen in artikel 234, lid 1, onder f), van deze verordening heeft voldaan.
4.
Wanneer het controlekantoor de douaneaangifte heeft aanvaard of de in lid 1, onder c), bedoelde kennisgeving heeft ontvangen:
- a)
verricht het de passende controles om de douaneaangifte of de kennisgeving van aanbrenging te verifiëren;
- b)
zendt het de douaneaangifte of de kennisgeving en de resultaten van de risicoanalyse onmiddellijk aan het douanekantoor van aanbrenging;
- c)
deelt het een van de volgende zaken mee aan het douanekantoor van aanbrenging:
- i)
dat de goederen voor de betreffende douaneregeling kunnen worden vrijgegeven;
- ii)
dat douanecontroles vereist zijn in overeenstemming met artikel 179, lid 3, onder c), van het wetboek.
5.
Wanneer het controlekantoor het douanekantoor van aanbrenging meedeelt dat de goederen kunnen worden vrijgegeven voor de betreffende douaneregeling, deelt het douanekantoor van aanbrenging het controlekantoor binnen de termijn die is vastgesteld in de vergunning voor gecentraliseerde vrijmaking mee of zijn eigen controles, inclusief de controles die betrekking hebben op nationale verboden en beperkingen, van invloed zijn op een dergelijke vrijgave.
6.
Wanneer het controlekantoor het douanekantoor van aanbrenging meedeelt dat douanecontroles vereist zijn overeenkomstig artikel 179, lid 3, onder c), van het wetboek, bevestigt het douanekantoor van aanbrenging binnen de in de vergunning voor gecentraliseerde vrijmaking vastgestelde termijn de ontvangst van het verzoek van het controlekantoor om de vereiste controles uit te voeren en stelt het, indien nodig, het controlekantoor in kennis van zijn eigen controles van de goederen, inclusief de controles die betrekking hebben op nationale verboden en beperkingen.
7.
Het controlekantoor stelt het douanekantoor van aanbrenging in kennis van de vrijgave van de goederen.
8.
Bij uitvoer stelt het controlekantoor bij het vrijgeven van de goederen de gegevens van de aangifte tot uitvoer, in voorkomend geval aangevuld in overeenstemming met artikel 330 van deze verordening, ter beschikking van het opgegeven douanekantoor van uitgang. Het douanekantoor van uitgang stelt het controlekantoor in kennis van het uitgaan van de goederen in overeenstemming met artikel 333 van deze verordening. Het controlekantoor bevestigt de uitgang aan de aangever in overeenstemming met artikel 334 van deze verordening.
9.
Voor goederen waarvoor een vergunning voor gecentraliseerde vrijmaking geldt, dient de vergunninghouder of de aangever in afwijking van lid 1 van dit artikel, tot de datums waarop respectievelijk de systemen CCI en AES zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU worden uitgerold:
- a)
de goederen aan te brengen op de plaatsen die in de vergunning zijn vastgesteld en overeenkomstig artikel 139 van het wetboek door de douaneautoriteiten zijn aangewezen of goedgekeurd, tenzij overeenkomstig artikel 182, lid 3, van het wetboek ontheffing is verleend van de verplichting om de goederen aan te brengen, en
- b)
een douaneaangifte in te dienen of de goederen in zijn administratie in te schrijven bij het in de vergunning vermelde douanekantoor.
10.
Tot de datums waarop respectievelijk de systemen CCI en AES zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU worden uitgerold, passen de bevoegde douaneautoriteiten het controleprogramma toe waarin een minimumniveau aan controles is gespecificeerd.
11.
Tot de respectieve datums van de uitrol van het AES en van het DWU-systeem Gecentraliseerde inklaring (CCI), zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, zijn de leden 5 en 6 van dit artikel niet van toepassing.