Einde inhoudsopgave
Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie voorjaar 2019
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2019
- Bronpublicatie:
13-02-2019, Stcrt. 2019, 9735 (uitgifte: 19-02-2019, regelingnummer: WJZ / 18319237)
- Inwerkingtreding
01-03-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-02-2019, Stcrt. 2019, 9735 (uitgifte: 19-02-2019, regelingnummer: WJZ / 18319237)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
Energierecht / Energieopwekking
1.
Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en hernieuwbare warmte op grond van de artikelen 4, 6, 8, eerste lid, 10, eerste lid, 12, eerste lid, 14, 16, 18, eerste lid, 20, 22, eerste lid, 24, eerste lid, 26, 28, 30, eerste lid, 32, eerste lid, 34, eerste lid, 36, eerste lid, 38, eerste lid, 40, eerste lid, 42, eerste lid, en 44, eerste lid, die wordt aangevraagd in de periode van 12 maart 2019, 09:00 uur, tot 4 april 2019, 17:00 uur, bedraagt € 5.000.000.000.
2.
De Minister verdeelt het bedrag, genoemd in het eerste lid, op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.
3.
Per categorie productie-installaties kan in de periode, genoemd in het eerste lid, per adres waarop een productie-installatie wordt geplaatst maximaal één aanvraag worden ingediend.
4.
De Minister beslist afwijzend op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, indien de toestemming van de eigenaar van de beoogde locatie, noch een gedoogplichtbeschikking op grond van artikel 2, vijfde lid, of artikel 3, tweede lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht ten aanzien van de beoogde locatie voor het plaatsen van de productie-installatie kan worden overgelegd.
5.
Een subsidie als bedoeld in het eerste lid van meer dan € 400.000.000,– wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat binnen twee weken na afgifte van deze beschikking een uitvoeringsovereenkomst overeenkomstig de overeenkomst opgenomen in bijlage 1 tot stand is gekomen tussen de Staat en de subsidieontvanger en onder de opschortende voorwaarde dat de subsidieontvanger binnen vier weken na afgifte van de beschikking heeft aangetoond dat een bankgarantie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de uitvoeringsovereenkomst is afgegeven.
6.
Het vijfde lid is niet van toepassing op een productie-installatie als bedoeld in artikel 9b, eerste lid, onderdeel a, van de Elektriciteitswet 1998.
7.
Indien voor dezelfde periode, of gedeeltelijk voor dezelfde periode, meer beschikkingen zijn afgegeven voor dezelfde productie-installatie en dezelfde soort hernieuwbare energie, worden voor de toepassing van het vijfde lid de subsidies die de subsidieontvanger ontvangt, bedoeld in artikel 48 van het besluit, van de beschikkingen waarvan de periode waarover subsidie wordt verstrekt nog niet zijn aangevangen bij elkaar opgeteld.