Rb. Midden-Nederland, 05-10-2016, nr. 4768785 UC EXPL 16-1555 MCE/30660
ECLI:NL:RBMNE:2016:5331
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
05-10-2016
- Zaaknummer
4768785 UC EXPL 16-1555 MCE/30660
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2016:5331, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 05‑10‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2016/2902
Uitspraak 05‑10‑2016
Inhoudsindicatie
Kan een studieovereenkomst worden gekwalificeerd als overeenkomst van opdracht? Ja. De studieovereenkomst kan daarom op ieder moment worden opgezegd. Het annuleringsbeding in de algemene voorwaarden is in strijd met deze dwingende wettelijke regeling en is daarom vernietigbaar.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 4768785 UC EXPL 16-1555 MCE/30660
Vonnis van 5 oktober 2016
inzake
de besloten vennootschap
NCOI Opleidingsgroep B.V.,
gevestigd te Hilversum,
verder ook te noemen NCOI,
eisende partij,
gemachtigde: Rosmalen Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand N.V.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding
- -
de conclusie van antwoord
- -
de conclusie van repliek
- -
de conclusie van dupliek
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1.
NCOI vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [gedaagde] om aan NCOI te voldoen € 3.150,39, bestaande uit € 2.172,50 aan hoofdsom, € 689,52 aan rente tot 30 september 2015 en € 288,37 aan buitengerechtelijke incassokosten, verminderd met een reeds voldaan bedrag van €250,00, en nog te vermeerderen met de contractuele rente over de hoofdsom vanaf 30 september 2015 tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt NCOI het volgende. [gedaagde] heeft zich bij NCOI ingeschreven voor de cursus Master in Projectmanagement. Op 22 augustus 2012, een maand voor aanvang van het cursusjaar -op 22 september 2012-, heeft [gedaagde] per e-mail laten weten de opleiding niet te willen/kunnen volgen. Op grond van haar algemene voorwaarden heeft NCOI 25% annuleringskosten in rekening gebracht. [gedaagde] heeft, ondanks sommaties, nagelaten om deze kosten te betalen.
2.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering. Volgens [gedaagde] is sprake van een overeenkomst van opdracht. Deze kan altijd worden opgezegd tegen een vergoeding van redelijk loon. Nu hij zelfs geen dag opleiding heeft genoten, is hij geen kosten verschuldigd, aldus [gedaagde] . [gedaagde] meent dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn, nu deze hem niet ter hand zijn gesteld. Mocht de kantonrechter van oordeel zijn dat de algemene voorwaarden wel van toepassing zijn, dan is hij van mening dat artikel 6 van de voorwaarden (annulering opleiding) onredelijk bezwarend is. Hij heeft het artikel daarom bij brief van 15 oktober 2014 vernietigd, aldus [gedaagde] .
3. De beoordeling
3.1.
Allereerst zal worden beoordeeld of de tussen partijen gesloten studieovereenkomst kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht. Ingevolge artikel 7:400 lid 1 BW is de overeenkomst van opdracht een overeenkomst waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten die in iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren of doen vervoeren van personen of zaken.
3.2.
Volgens NCOI kan de studieovereenkomst die zij met [gedaagde] heeft gesloten niet worden aangemerkt als een overeenkomst van opdracht, nu zij de inhoud en de wijze van lesgeven volledig heeft bepaald. Bovendien richt zij zich op onderwijs aan groepen studenten en geeft zij geen privé onderricht.
3.3.
[gedaagde] meent dat de studieovereenkomst die zij met NCOI heeft gesloten wel kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht. Hij verwijst daarbij naar enkele uitspraken die dit standpunt onderschrijven (zie ECLI:NL:GHARL:2014:326 en ECLI:NL:RBAMS:2014:4647).
3.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de studieovereenkomst er hoofdzakelijk in voorziet dat NCOI zich jegens [gedaagde] verbindt tot het verrichten van werkzaamheden bestaande uit het geven van onderricht. Partijen stellen zich niet op het standpunt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst of een van de andere in artikel 7:400 BW uitgezonderde gevallen. Bij conclusie van repliek voert NCOI aan dat het zich laten inschrijven voor een opleiding, waarvan NCOI de inhoud en de wijze van lesgeven volledig heeft bepaald, met de beste wil van de wereld niet kan worden gezien als een aan haar gegeven opdracht. NCOI beroept zich ook op het dienstbetoon, waarvan sprake is in het commentaar bij artikel 7:400 BW in de uitgave Tekst en Commentaar (uitgave Kluwer, 2009). De kantonrechter is van oordeel dat dit argument niet overtuigend is. Het gaat erom dat het geven van onderwijs in een particuliere omgeving gekwalificeerd kan worden als de verrichting van werkzaamheden anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst en die in iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken op het vervoeren of doen vervoeren van personen of zaken.
Daarmee voldoet de studieovereenkomst tussen NCOI en [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter aan de wettelijke omschrijving van de overeenkomst van opdracht.
3.5.
Nu de studieovereenkomst tussen NCOI en [gedaagde] kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht zijn de bepalingen van titel 7 van boek 7 BW van toepassing. Op grond van artikel 7:408 lid 1 BW kan [gedaagde] de studieovereenkomst te allen tijde opzeggen. Dit is een bepaling van dwingend recht, zodat hiervan niet mag worden afgeweken. Uit artikel 7:408 lid 3 BW volgt dat [gedaagde] geen schadevergoeding verschuldigd is. Het annuleringsbeding is in strijd met deze dwingende wettelijke regeling en is daarom op grond van artikel 3:40 lid 2 BW vernietigbaar. [gedaagde] heeft bij brief van 15 oktober 2014 de buitengerechtelijke vernietiging van het annuleringsbeding ingeroepen. Daarmee is deze bepaling vernietigd en kan NCOI op grond van het annuleringsbeding geen aanspraak maken op 25% van de opleidingskosten. Nu NCOI geen andere grondslag voor haar vordering stelt, zal deze worden afgewezen.
3.6.
De vraag of de algemene voorwaarden kenbaar waren voor [gedaagde] en of het annuleringsbeding mogelijk onredelijk bezwarend is, kan in het midden blijven. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan het antwoord op die vragen niet tot een andere uitkomst in deze procedure leiden.
3.7.
NCOI zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4. De beslissing
De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt NCOI in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 350,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2016.