Einde inhoudsopgave
Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Artikel 15bd
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Redactionele toelichting
Vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 01-01-2024.
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stb. 2023, 499 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36418)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stb. 2023, 499 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36418)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting (V)
Vennootschapsbelasting / Vrijstelling
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
1.
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
geldlening: een schuld die voortvloeit uit een overeenkomst van geldlening of een daarmee vergelijkbare overeenkomst of uit een deposito als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht of een naar aard en strekking daarmee vergelijkbaar deposito volgens het recht van een andere staat;
- b.
renten ter zake van geldleningen: rentelasten en kosten ter zake van geldleningen die zonder toepassing van de artikelen 15b, 15be en 15bf in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de in een jaar genoten winst, alsmede bedragen van dubbel in aanmerking genomen inkomen die op grond van artikel 12af, eerste lid, in aftrek komen bij het bepalen van de winst van dat jaar, voor zover deze bedragen door de toepassing van artikel 12af, tweede lid, worden geacht te bestaan uit renteaftrek;
- c.
het bedrijf van bank: een bedrijf waartoe een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:11, eerste lid, 2:16, eerste lid, of 2:20 van de Wet op het financieel toezicht of ter zake waarvan een mededeling is ontvangen als bedoeld in artikel 2:14, eerste of tweede lid, van die wet;
- d.
het bedrijf van verzekeraar: een bedrijf waartoe een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:26a, eerste lid, 2:26c, eerste lid, 2:26d, eerste lid, 2:27, eerste lid, 2:36, eerste lid, 2:40, eerste lid, 2:48, eerste lid, of 2:50, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht of ter zake waarvan een mededeling is ontvangen als bedoeld in artikel 2:34, eerste lid, van die wet;
- e.
verordening kapitaalvereisten:Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176);
- f.
richtlijn solvabiliteit II:Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335);
- g.
verordening solvabiliteit II:Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/35 van de Commissie van 10 oktober 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2015, L 12);
- h.
groepslichamen: alle lichamen waarmee de belastingplichtige is verbonden in een groep in de zin van artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2.
Voor de toepassing van deze afdeling worden onder renten ter zake van geldleningen niet begrepen:
- a.
renten ter zake van geldleningen voor zover die deel uitmaken van winst uit een andere staat als bedoeld in artikel 15e, eerste lid, waarop de objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten van toepassing is;
- b.
renten ter zake van geldleningen die zijn verkregen van groepslichamen voor zover de belastingplichtige aannemelijk maakt dat deze geldleningen niet direct verband houden met geldleningen die zijn verkregen van niet-groepslichamen.