Einde inhoudsopgave
De overeenkomst in het insolventierecht (R&P nr. InsR3) 2012/2.2.1.3
2.2.1.3 De rechtspositie van de curator en de gevolgen van zijn handelen en nalaten
mr. T.T. van Zanten, datum 14-09-2012
- Datum
14-09-2012
- Auteur
mr. T.T. van Zanten
- JCDI
JCDI:ADS386836:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Zie art. 14 lid 1 Fw.
Zie Van der Feltz I, p. 371-372.
Zie Van der Feltz I, p. 373-374. Bij de totstandkoming van art. 6:172 BW werd de curator door de wetgever overigens wederom als vertegenwoordiger geduid; zie Pafi. Gesch. Boek 6, p. 732.
Zie voor een overzicht van de verschillende visies in literatuur en rechtspraak omtrent de rechtspositie van de curator: Verstijlen 1998a, p. 87-97; Wessels Insolventierecht W 2010, par. 4145-4158.
In deze zin o.a. Kortmann 1993, p. 111 en Kortmann & Faber 1996b, p. 172, met verwijzingen. Aanvaarding van de theorie dat de curator niet als vertegenwoordiger heeft te gelden, maar handelt krachtens een eigen, hem door de wet toegekende bevoegdheid, wil overigens geenszins zeggen dat niet ook andere theorieën juist kunnen zijn of juiste elementen kunnen bevatten.
Zie Verstijlen 1998a, p. 100 en p. 205, met verwijzingen.
Zie nader § 4.6.
Zie ook Kortmann & Faber 1996b, p. 145. Zie voorts Wessels Insolventierecht VII 2010, par. 7082, en de daar vermelde verwijzingen. In de literatuur wordt het feit dat de curator — behoudens gestanddoening — niet gehouden is een door de schuldenaar in het leven geroepen verbintenis na te komen, geregeld verklaard door erop te wijzen dat de failliet de debiteur van de verbintenis blijft; in deze zin bijvoorbeeld Van Oostram-Streep 2006, p. 162; Slaski 2009, p. 114. Dat is (dus) onjuist, aangezien de curator gehouden is de boedelschulden die ook verbintenissen van de failliet zijn — te betalen. Dat door de schuldenaar in het leven geroepen verbintenissen tijdens faillissement niet behoeven te worden nagekomen, vloeit voort uit art. 26 Fw.
In dezelfde zin: Kortmann & Faber 1996a, p. 133; Kortmann & Faber 1996b, p. 144-145; Wessels Insolventierecht VII 2010, par. 7276 en 7277. Het gaat dan om het faillissement van een natuurlijk persoon dat bij gebrek aan baten wordt opgeheven; zie art. 16 Fw. Bij iedere andere wijze waarop een faillissement kan eindigen worden de boedelschulden integraal betaald, terwijl op grond van art. 173 lid 1 Fw jo art. 2:19 lid 1 sub c jo lid 6 BW de schuldenaar-rechtspersoon in geval van opheffing ophoudt te bestaan.
Zie de artikelen 26 en 37a Fw.
Dit is een gevolg van het fixatiebeginsel; zie § 2.3.
Het vonnis van faillietverklaring houdt in de benoeming van een rechter-commissaris en de aanstelling van één of meer curatoren.1 De curator is op grond van art. 68 Fw belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel, terwijl de rechter-commissaris op de voet van art. 64 Fw daarop toezicht houdt. Op de vraag naar de rechtspositie van de curator bestaat geen eenduidig antwoord. In de memorie van toelichting bij de Faillissementswet wordt de curator aangemerkt als vertegenwoordiger van de schuldeisers en via de schuldeisers van de gefailleerde.2 Dit leidde tot forse kritiek vanuit de Tweede Kamer, waarna van regeringszijde werd toegegeven dat de benaming 'vertegenwoordiger' wellicht niet de meest juist gekozene was, echter zonder dat daarvoor een andere theorie omtrent de rechtspositie van de curator in de plaats werd gesteld.3 In de literatuur zijn in de loop der tijd uiteenlopende opvattingen met betrekking tot de rechtspositie van de curator verdedigd4 Ik zie ervan af al die opvattingen hier de revue te laten passeren en volsta met de opmerking dat ik mij schaar aan de zijde van die auteurs die stellen dat de curator in zijn algemeenheid niet als vertegenwoordiger van de schuldeisers en evenmin van de schuldenaar is te beschouwen, maar handelt krachtens een eigen, hem door de wet toegekende, bevoegdheid.5
Bijzonder veel winst levert dit evenwel niet op. Belangrijker dan de vraag naar de rechtspositie van de curator is wat de consequenties zijn indien hij in hoedanigheid bepaalde (rechts)handelingen verricht of nalaat. Algemeen aanvaard is dat de curator in dat geval de boedel bindt, dat wil zeggen de gefailleerde in diens vermogen zoals dat tijdens faillissement wordt uitgewonnen ten behoeve van diens gezamenlijke schuldeisers.6 Doet de curator een door de schuldenaar gesloten overeenkomst gestand,7 gaat hij een nieuwe overeenkomst aan of pleegt hij een onrechtmatige daad, dan roept hij daarmee boedelschulden in het leven, die 'technisch-juridisch' echter als schulden van de gefailleerde hebben te gelden.8 Blijven deze schulden tijdens faillissement onbetaald, dan kan de schuldenaar na afloop van het faillissement door de schuldeiser in kwestie tot betaling worden aangesproken.9 Frustreert de curator de nakoming van een overeenkomst die niet door hemzelf maar door de schuldenaar is gesloten, dan ontstaat vanzelfsprekend — behoudens gestanddoening — géén boedelschuld. Is de overeenkomst vóór datum faillissement aangegaan, dan kan de wederpartij haar contractuele aanspraken ter verificatie indienen.10 Is het contract eerst ná die datum tot stand gekomen, dan kunnen haar aanspraken in beginsel in het geheel niet binnen het faillissement worden verhaald.11