Einde inhoudsopgave
Schepelingenbesluit
Artikel 48 Plaats en algemene inrichting van de verblijven
Geldend
Geldend vanaf 20-08-2013
- Bronpublicatie:
05-07-2012, Stb. 2012, 357 (uitgifte: 27-07-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-08-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-07-2013, Stb. 2013, 287 (uitgifte: 12-07-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
Alle verblijven moeten midscheeps of in het acherschip[lees: achterschip] zijn gelegen.
2.
In bijzondere gevallen kan Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, indien de in het eerste lid voorgeschreven ligging in verband met de grootte, het type, de vaart of de beoogde dienst van het schip, niet wenselijk of practisch onmogelijk wordt geacht, toestaan dat verblijven in het voorschip achter het aanvaringsschot zijn gelegen.
3.
Behalve op schepen van minder dan 200 ton moeten afzonderlijke dagverblijven en nachtverblijven aanwezig zijn.
4.
Er moeten afzonderlijke dagverblijven en nachtverblijven voor officieren zijn ingericht.
5.
Nachtverblijven moeten zodanig zijn gelegen dat de vloer boven de zomerlastlijn ligt. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kan toestaan dat aan boord van passagiersschepen, sleepboten en aannemersmaterieel en schepen van minder dan 500 ton, de vloer van nachtverblijven beneden die lastlijn is gelegen, mits maatregelen zijn getroffen voor voldoende verlichting en ventilatie; deze verblijven mogen dan niet onder dienstgangen zijn gelegen.
6.
Op alle schepen dient het geluidniveau in de verblijven volgens een door Onze Minister van Infrastructuur en Milieu vast te stellen methode te worden bepaald en dienen de resultaten daarvan aan deze ter beschikking te worden gesteld.
7.
In de nachtverblijven en recreatieruimten dient een aansluiting op het centraal antennesysteem aanwezig te zijn.
8.
Voor sleepboten en aannemersmaterieel, zomede voor andere schepen van minder dan 500 ton kan Onze Minister van Infrastructuur en Milieu vrijstelling verlenen van de voorschriften vervat in het derde en vierde lid van dit artikel.