De overeenkomst in het insolventierecht
Einde inhoudsopgave
De overeenkomst in het insolventierecht (R&P nr. InsR3) 2012/6.5:6.5 Afstand van een vorderingsrecht
De overeenkomst in het insolventierecht (R&P nr. InsR3) 2012/6.5
6.5 Afstand van een vorderingsrecht
Documentgegevens:
mr. T.T. van Zanten, datum 14-09-2012
- Datum
14-09-2012
- Auteur
mr. T.T. van Zanten
- JCDI
JCDI:ADS391557:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie art. 6:160 BW.
Vgl. de Toelichting bij art. 3.4.1 van het voorontwerp Insolventiewet, Kortmann & Faber 2007, p. 237.
Zie nader § 6.4.2, onder (iii).
De curator kan de overeenkomst mogelijk ook frustreren door vóórdat het beoogde rechtsgevolg intreedt de betreffende vordering te innen
Zie art. 6:160 lid 2 BW.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Nauw verwant aan de in § 6.4 besproken overeenkomsten van schuld- en contractsoverneming is het zogeheten liberatoire contract, waardoor één van de partijen van een verplichting wordt bevrijd. Een belangrijk voorbeeld is de overeenkomst van afstand van een vorderingsrecht.1 Met het bereiken van wilsovereenstemming treedt in beginsel het beoogde rechtsgevolg in, waarmee de overeenkomst — evenals bij schuld- en contractsoverneming — is uitgewerkt. De Faillissementswet biedt de curator dan geen aanknopingspunten om die vóór faillissement ingetreden rechtstoestand alsnog ongedaan te maken.2
Heeft de curator van de schuldeiser van de vordering wél een wapen in handen indien de rechtstoestand nog niet is ingetreden, omdat (i) is overeengekomen dat dit bij het intreden van een bepaalde voorwaarde of op een later tijdstip plaatsvindt of (ii) door de gefailleerde bij voorbaat van een toekomstig vorderingsrecht afstand is gedaan? In het eerste geval meen ik dat niets aan het intreden van de beoogde rechtstoestand in de weg staat, waarbij ik in het bijzonder van belang acht dat een faillissement evenmin verhindert dat een overdracht onder opschortende voorwaarde of tijdsbepaling wordt geëffectueerd.3 In het tweede geval lijkt mij verdedigbaar dat de ratio van art. 35 lid 2 Fw of het daaraan ten grondslag liggende fixatiebeginsel aan de intrede van het beoogde rechtsgevolg in de weg staat.4
Indien afstand van een vorderingsrecht om niet plaatsvindt, is sprake van kwijtschelding.5 Heeft de gefailleerde vóór datum faillissement bij voorbaat een toekomstige schuld kwijtgescholden, dan kan de curator daartegen naast de ratio van art. 35 lid 2 Fw, ook art. 35b Fw in stelling brengen. De kwijtschelding kwalificeert dan als een gift in de zin van art. 7:186 lid 2 BW, waaraan de begiftigde 'generlei recht' tegen de boedel kan ontlenen.