RvdW 2020/1216:Aanwezigheidsrecht. Detentie in buitenland (Duitsland) uit anderen hoofde gebleken uit in cassatie overgelegd stuk. Als oproeping verdachte die is ingeschreven in BRP geldig is betekend en verdachte noch zijn bepaaldelijk gevolmachtigde raadsman op terechtzitting is verschenen, kan rechter (behoudens duidelijke aanwijzingen van tegendeel) uitgaan van vermoeden dat verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. Mogelijkheid bestaat echter dat achteraf moet worden vastgesteld dat aan recht van verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, is tekortgedaan, bijvoorbeeld wanneer verdachte tijdens behandeling van zijn zaak i.v.m. andere strafzaak was gedetineerd zonder dat dit rechter bekend was. Uit overgelegd stuk moet worden afgeleid dat verdachte op moment van behandeling van zijn strafzaak in h.b. al ruim 4 maanden i.v.m. andere zaak was gedetineerd. Achteraf bezien is ’s hofs beslissing om onderzoek ter terechtzitting voort te zetten onjuist. Volgt vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 19/01755 P, 19/01902 en 19/02025.