Einde inhoudsopgave
Besluit toelichting snelle oplossingen btw 2021
6 Bewijs intracommunautair(e) verzending of vervoer op basis van weerlegbaar vermoeden
Geldend
Geldend vanaf 23-04-2021. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
13-04-2021, Stcrt. 2021, 19872 (uitgifte: 22-04-2021, regelingnummer: 2021-3736)
- Inwerkingtreding
23-04-2021, terugwerkend tot: 01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-04-2021, Stcrt. 2021, 19872 (uitgifte: 22-04-2021, regelingnummer: 2021-3736)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Eén van de voorwaarden voor de toepassing van het nultarief in verband met intracommunautaire leveringen van goederen op grond van post a.6 van tabel II van de wet, is dat de goederen vanuit Nederland naar een andere lidstaat zijn verzonden of vervoerd, waar de goederen zijn onderworpen aan de btw-heffing ter zake van de intracommunautaire verwerving van die goederen. In artikel 45 bis van de uitvoeringsverordening is voor intracommunautair(e) verzending of vervoer een weerlegbaar bewijsvermoeden opgenomen. Deze bepaling biedt een praktische regeling aan naast de bestaande Nederlandse praktijk voor het bewijs van intracommunautair(e) verzending of vervoer. Volgens artikel 45 bis van de uitvoeringsverordening is er sprake van een weerlegbaar bewijsvermoeden van dit intracommunautair vervoer of deze intracommunautaire verzending als twee niet-tegenstrijdige bewijsstukken17. kunnen worden overgelegd. Deze bewijsstukken moeten afkomstig zijn van partijen die zowel onafhankelijk zijn van elkaar als van de verkoper en de afnemer (artikel 45 bis van de uitvoeringsverordening). De inspecteur kan het bewijsvermoeden weerleggen.
Volgens de Toelichting zijn partijen niet als onafhankelijk aan te merken in situaties waarin sprake is van vervoer verricht met eigen vervoermiddelen (onderdeel 5.3.5, blz. 80), vervoer door personeel van de ondernemer of vervoer door een onderdeel van een fiscale eenheid (onderdeel 5.3.1, kopje Document H enz., sub a, blz. 79). De regeling van het weerlegbare bewijsvermoeden laat echter onverlet dat in die gevallen aan de hand van boeken en bescheiden als bedoeld in artikel 12 van het uitvoeringsbesluit het bewijs van de verzending of het vervoer naar de lidstaat van bestemming kan worden aangetoond.
Als sprake is van partijen waartussen familiale of andere nauwe persoonlijke, bestuurlijke, eigendoms-, lidmaatschaps-, financiële of juridische banden bestaan als bedoeld in artikel 80 van de richtlijn, veronderstelt de Toelichting dat ook in die situaties geen sprake is van onafhankelijke partijen (onderdeel 5.3.1, kopje Document H enz., sub b, blz. 79). Ik volg deze opvatting niet. Of partijen met dergelijke banden voldoen aan het criterium ‘onafhankelijk’ van artikel 45 bis van de uitvoeringsverordening moet aan de hand van feiten en omstandigheden worden beoordeeld. Als aan de hand van feiten en omstandigheden blijkt dat in de bedoelde situatie sprake is van onafhankelijke partijen, kan de regeling van het weerlegbaar bewijsvermoeden aan de orde komen. Ook kan in deze situatie als alternatief voor de regeling van het weerlegbaar bewijsvermoeden het bewijs van het vervoer naar de lidstaat van bestemming worden aangetoond aan de hand van boeken en bescheiden als bedoeld in artikel 12 van het uitvoeringsbesluit.