Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
Artikel 45 bis
Geldend
Geldend vanaf 27-12-2018
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2020.
- Bronpublicatie:
04-12-2018, PbEU 2018, L 311 (uitgifte: 07-12-2018, regelingnummer: 2018/1912)
- Inwerkingtreding
27-12-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-12-2018, PbEU 2018, L 311 (uitgifte: 07-12-2018, regelingnummer: 2018/1912)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Omzetbelasting / Vrijstelling
1.
Voor de toepassing van de in artikel 138 van Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde vrijstellingen geldt het vermoeden dat goederen zijn verzonden of vervoerd van een lidstaat naar een bestemming buiten zijn grondgebied maar binnen de Gemeenschap in elk van de volgende gevallen:
- a)
de verkoper geeft aan dat de goederen door hemzelf of door een derde voor zijn rekening zijn verzonden of vervoerd, en ofwel is de verkoper in het bezit van ten minste twee niet-tegenstrijdige bewijsstukken als bedoeld in lid 3, onder a), afgegeven door twee verschillende partijen die onafhankelijk zijn van elkaar, van de verkoper en van de afnemer, ofwel is de verkoper in het bezit van één niet-tegenstrijdig bewijsstuk als bedoeld in lid 3, onder a), samen met één niet-tegenstrijdig bewijsstuk als bedoeld in lid 3, onder b), die de verzending of het vervoer bewijzen en die zijn uitgereikt door twee verschillende partijen die onafhankelijk zijn van elkaar, van de verkoper en van de afnemer;
- b)
de verkoper is in het bezit van het volgende:
- i)
een schriftelijke verklaring van de afnemer waarin wordt bevestigd dat de goederen door de afnemer of door een derde voor rekening van de afnemer zijn verzonden of vervoerd, en waarin de lidstaat van bestemming van de goederen is vermeld; die schriftelijke verklaring bevat: de datum van afgifte; de naam en het adres van de afnemer; de hoeveelheid en de aard van de goederen; de datum en plaats van aankomst van de goederen; in het geval van levering van vervoermiddelen, het identificatienummer van het vervoermiddel; en de identificatie van de persoon die de goederen namens de afnemer aanvaardt, en
- ii)
ten minste twee niet-tegenstrijdige bewijsstukken als bedoeld in lid 3, onder a), die zijn uitgereikt door twee verschillende partijen die onafhankelijk zijn van elkaar, van de verkoper en van de afnemer, of één niet-tegenstrijdig bewijsstuk als bedoeld in lid 3, onder a), samen met één niet-tegenstrijdig bewijsstuk als bedoeld in lid 3, onder b), die de verzending of het vervoer bewijzen en die zijn uitgereikt door twee verschillende partijen die onafhankelijk zijn van elkaar, van de verkoper en van de afnemer.
De afnemer moet de onder b), i), bedoelde schriftelijke verklaring uiterlijk op de tiende dag van de maand volgende op de levering aan de verkoper bezorgen.
2.
Een belastingdienst kan een vermoeden uit hoofde van lid 1 weerleggen.
3.
Voor de toepassing van lid 1 wordt het volgende aanvaard als bewijs van verzending of vervoer:
- a)
documenten met betrekking tot de verzending of het vervoer van de goederen, zoals een ondertekend CMR-document of een ondertekende CMR-vrachtbrief, een cognossement, een factuur voor het luchtvrachtvervoer van de goederen of een factuur van de vervoerder van de goederen;
- b)
de volgende documenten:
- i)
een verzekeringsovereenkomst voor de verzending of het vervoer van de goederen of bankdocumenten die de betaling van de verzending of het vervoer of de verzending staven;
- ii)
officiële documenten uitgereikt door een openbare instantie, zoals een notaris, waarin de aankomst van de goederen in de lidstaat van bestemming wordt bevestigd;
- iii)
een ontvangstbewijs van een entrepothouder afgegeven in de lidstaat van bestemming, waarin de opslag van de goederen in die lidstaat wordt bevestigd.