Hof 's-Hertogenbosch, 23-01-2014, nr. 20-001818-12
ECLI:NL:GHSHE:2014:122
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
23-01-2014
- Zaaknummer
20-001818-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2014:122, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 23‑01‑2014; (Hoger beroep, Op tegenspraak)
Einduitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2014:121
Einduitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2014:123
Einduitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2014:124
Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:621, Bekrachtiging/bevestiging
- Wetingang
art. 326 Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
Uitspraak 23‑01‑2014
Inhoudsindicatie
Oplichting via marktplaats.nl. Valse hoedanigheid van bonafide verkoper. Witwassen van geld dat afkomstig is van zelf begaan misdrijf.
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001818-12
Uitspraak : 23 januari 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht van
1 mei 2012 in de strafzaak met parketnummer 03-703489-11 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1980],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
volgens opgave van verdachte ter terechtzitting thans verblijvende te
[verblijfplaats].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd – oplichting, meermalen gepleegd, en gewoontewitwassen veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft voorts beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, niet gericht tegen de vrijspraak van oplichting van [slachtoffer 1], waarbij sprake was van een verkoopaanbod via martkplaats.nl door verkoper [naam 1]. In zoverre vat het hof het hoger beroep beperkt op. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft primair vrijspraak van de gehele tenlastelegging bepleit met
niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen in hun vordering. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd en bepleit dat ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen wordt beslist conform de beslissing van de rechtbank.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - voor zover in hoger beroep aan de orde - ten laste gelegd dat:
1.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 19 november 2009 tot en met 11 januari 2012 te Grevenbicht, in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] en/of [slachtoffer 16] en/of [slachtoffer 17] en/of [slachtoffer 18] en/of [slachtoffer 19] en/of [slachtoffer 20] en/of [slachtoffer 21] en/of [slachtoffer 22] en/of [slachtoffer 23] en/of [slachtoffer 24] en/of [slachtoffer 25] en/of [slachtoffer 26] en/of [slachtoffer 27] en/of [slachtoffer 28], (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich op de internetsite marktplaats.nl voorgedaan als bonafide verkoper van goederen (onder meer concertkaartjes en/of fietsonderdelen en/of hartslagmeter(s) en/of mobiele telefoons) welke hij, verdachte, zou leveren, waarbij hij, verdachte, zich (telkens) zich heeft voorgedaan en/of zich bediende van een andere naam (onder meer [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4]) en/of waarbij hij, verdachte, (telkens) met die kopers heeft afgesproken dat ze de koopsom moesten overmaken naar een door hem, verdachte, opgegeven en aan hem, verdachte, toebehorend rekeningnummer waarna hij, verdachte die goederen naar die kopers zou verzenden waardoor voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] en/of [slachtoffer 16] en/of [slachtoffer 17] en/of [slachtoffer 18] en/of [slachtoffer 19] en/of [slachtoffer 20] en/of [slachtoffer 21] en/of [slachtoffer 22] en/of [slachtoffer 23] en/of [slachtoffer 24] en/of [slachtoffer 25] en/of [slachtoffer 26] en/of [slachtoffer 27] en/of [slachtoffer 28] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.hij in of omstreeks de periode van 19 november 2009 tot en met 11 januari 2012, te Grevenbicht, in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens) een voorwerp, te weten een groot geldbedrag, in elk geval een of meerdere geldbedragen totaal ongeveer 22.232,52 euro, verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd geld, gebruik gemaakt, terwijl hij (telkens) wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op tijdstippen in de periode 10 februari 2010 tot en met 11 januari 2012 in Nederland, meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] en [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16] en [slachtoffer 17] en [slachtoffer 18] en [slachtoffer 19] en [slachtoffer 20] en [slachtoffer 21] en [slachtoffer 22] en [slachtoffer 23] en [slachtoffer 24] en [slachtoffer 25] en [slachtoffer 26] en [slachtoffer 27] en [slachtoffer 28], heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk zich op de internetsite marktplaats.nl voorgedaan als bonafide verkoper van goederen (concertkaartjes en hartslagmeters) welke hij, verdachte, zou leveren, waarbij hij, verdachte, zich heeft voorgedaan en zich bediende van een andere naam (onder meer [naam 2] en [naam 3] en [naam 4]) en waarbij hij, verdachte, met die kopers heeft afgesproken dat ze de koopsom moesten overmaken naar een door hem, verdachte, opgegeven en aan hem, verdachte, toebehorend rekeningnummer waarna hij, verdachte die goederen naar die kopers zou verzenden waardoor voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] en [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16] en [slachtoffer 17] en [slachtoffer 18] en [slachtoffer 19] en [slachtoffer 20] en [slachtoffer 21] en [slachtoffer 22] en [slachtoffer 23] en [slachtoffer 24] en [slachtoffer 25] en [slachtoffer 26] en [slachtoffer 27] en [slachtoffer 28] telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 11 januari 2012 in Nederland van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte meermalen van een voorwerp, te weten een geldbedrag, totaal ongeveer 22.232,52 euro, gebruik gemaakt, terwijl hij telkens wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde
De verdediging heeft op twee gronden vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde bepleit.
In de eerste plaats heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich als verkoper op marktplaats.nl heeft gepresenteerd, aangezien de IP-adressen die gekoppeld zijn aan de advertenties op marktplaats.nl niet zonder meer naar verdachte zijn terug te leiden. De gebruikte IP-adressen bevinden zich in de meeste gevallen op locaties ver buiten Nederland. Het is weliswaar mogelijk om internetverkeer via een proxyserver te laten verlopen en op die manier een IP-adres in het buitenland te gebruiken, maar het staat niet vast dat de in deze zaak gebruikte IP-adressen gelieerd zijn aan proxyservers, noch dat verdachte gebruik heeft gemaakt van proxyservers. Daardoor schiet het bewijs voor het ten laste gelegde tekort.
Het hof overweegt ten aanzien van dit eerste verweer het volgende.
Getuige-deskundige [getuige] heeft ter terechtzitting verklaard dat een internetgebruiker zijn internetactiviteiten eenvoudig en kosteloos kan laten verlopen via buitenlandse IP-adressen door gebruik te maken van proxyservers. Door gebruikmaking van een proxyserver verloopt het internetverkeer via het IP-adres van de proxyserver, terwijl het oorspronkelijke IP-adres van de gebruiker van de proxyserver niet wordt onthuld. Dit betekent dat de omstandigheid dat advertenties via verschillende buitenlandse IP-adressen op marktplaats.nl zijn geplaatst, geen contra-indicatie vormt voor de op de bewijsmiddelen gebaseerde conclusie dat verdachte degene is geweest die zich middels die advertenties als verkoper op marktplaats.nl heeft gepresenteerd.
Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat in de bewezen verklaarde periode een groot aantal kopers geld heeft overgemaakt naar bankrekeningen van verdachte. De kopers deden dat omdat zij dat waren overeengekomen met de verkoper van een aangeboden goed op marktplaats.nl. Het ging telkens om concertkaartjes of hartslagmeters. Deze goederen werden vaak aangeboden door verkopers met dezelfde of vergelijkbare namen ([naam 3], [naam 5], [naam 2], [naam 6]). Na betaling bleek telkens het contact met de verkoper niet of nauwelijks meer mogelijk te zijn. In veel gevallen werd hetzelfde excuus gebruikt, namelijk een vakantie/verblijf in het buitenland of een kapotte computer. Een groot deel van de door verdachte ontvangen bedragen is doorgeboekt naar andere op naam van verdachte gestelde (spaar-)rekeningen, terwijl alleen verdachte tot het gebruik van die betreffende rekeningen gerechtigd was. Verdachte heeft vervolgens de door de kopers betaalde gelden ten eigen nutte aangewend. Verdachte heeft in slechts een enkel geval de door de kopers voor niets betaalde bedragen teruggestort. Deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, rechtvaardigen de conclusie dat telkens dezelfde persoon achter de advertenties zat en dat verdachte die persoon was. De in het verweer besloten veronderstelling dat meer informatie over de gebruikte IP-adressen en over verdachtes internetgewoontes noodzakelijk is om tot die conclusie te komen, is onjuist.
Gelet op het voorgaande verwerpt het hof het verweer.
In de tweede plaats heeft de verdediging aangevoerd dat, voor zover moet worden aangenomen dat de verdachte zich op internet heeft gepresenteerd als verkoper, hieruit niet zonder meer volgt dat hij een oplichtingsmiddel heeft aangewend als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Goederen te koop aanbieden en vervolgens niet leveren is eerder aan te merken als wanprestatie dan als het valselijk aanwenden van de hoedanigheid van bonafide verkoper. Voorts ontbreekt een causaal verband tussen het gebruik maken van een valse naam en de afgifte van geld door de kopers.
Het hof overweegt met betrekking tot dit tweede verweer het volgende.
Met de verdediging is het hof van oordeel dat het enkele aanwenden van een valse naam door verdachte niet zonder meer in causaal verband staat met de afgifte van geld door de betrokkenen. Of bewezen kan worden dat verdachte zich heeft bediend van een valse hoedanigheid als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en voorts of er een causaal verband is tussen het aanwenden van de valse hoedanigheid en de afgifte van geld door de betrokkenen, moet worden beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden in het concrete geval. In de onderhavige zaak acht het hof de volgende feiten en omstandigheden van belang.
- -
Marktplaats.nl is een advertentiesite waar kopers en verkopers van nieuwe en tweedehands producten worden samengebracht. Als de koper en verkoper elkaar vinden, dan sluiten zij persoonlijk via de telefoon of per e-mail een overeenkomst, buiten de site om.
- -
De verdachte heeft verkoopadvertenties geplaatst op marktplaats.nl en zodoende bezoekers van die website uitgenodigd om met hem in contact te treden teneinde een koopovereenkomst te sluiten.
- -
De verdachte heeft concertkaartjes en hartslagmeters voor gangbare prijzen aangeboden.
- -
De verdachte heeft zich daarbij gepresenteerd onder normale eigennamen en hij heeft gebruik gemaakt van e-mailadressen die daarbij pasten.
- -
De verdachte heeft via de e-mailadressen gecorrespondeerd met de potentiële kopers om tot overeenstemming te komen over de prijs die zou moeten worden betaald voor het door de verdachte te leveren goed.
- -
De verdachte heeft in de onderhavige zaak in geen van de 27 gevallen de goederen geleverd.
- -
De door de verdachte gebruikte eigennamen bleken vals te zijn.
Gelet op deze feiten en omstandigheden staat naar het oordeel van het hof vast dat de verdachte zich valselijk heeft gepresenteerd als bonafide verkoper. De verdachte heeft op volstrekt onverdachte wijze goederen aangeboden en hij heeft door gebruikmaking van normale eigennamen - niet zijnde verdachtes werkelijke naam - en bijpassende e-mailadressen de indruk gewekt dat hij met open vizier handelde en traceerbaar was, hetgeen van belang is in geval van niet-nakoming. Kopers werden hierdoor bewogen een koopovereenkomst te sluiten en hun eigen verplichting – de betaling van de koopsom – na te komen. De verdachte heeft aldus op valse wijze gebruik gemaakt van het op marktplaats.nl gangbare handelspatroon - naar men mag aannemen in elk geval voor de handel in niet al te bijzondere of dure producten - op basis van welk patroon de betrokken bezoekers van marktplaats.nl mochten verwachten dat de verdachte de goederen voor de afgesproken prijs en op de afgesproken wijze zou leveren. In die verwachting hebben zij geld naar verdachte overgemaakt.
Uit de rechtspraak kan weliswaar worden afgeleid dat niet elke vorm van bewust oneerlijk zaken doen onder het strafrecht moet worden gebracht. In veel gevallen staan bij wanprestatie immers civielrechtelijke wegen open om nakoming af te dwingen of om schade te verhalen. Dat wordt echter bemoeilijkt als - zoals in het onderhavige geval - de oneerlijke verkoper onder een valse naam handelt.
Het hof verwerpt het verweer.
In reactie op hetgeen de verdachte zelf nog naar voren heeft gebracht overweegt het hof dat het bestaan van een complot tegen verdachte, dat erin zou moeten bestaan dat een rancuneuze ex-partner van verdachtes ex-vriendin onder verschillende namen advertenties heeft geplaatst op marktplaats.nl om kopers ertoe te bewegen om op verschillende rekeningen van verdachte geld te storten, terwijl bovendien een deel van de rekeningen door die rancuneuze ex-partner geopend zou zijn, als onaannemelijk terzijde moet worden geschoven.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde
Van 5 januari 2010 tot en met 18 oktober 2011 zijn op rekeningen van verdachte tientallen bedragen binnengekomen die in relatie staan tot Marktplaats, concertkaarten, onderdelen voor fietsen en hartslagmeters. In totaal gaat het om een bedrag van € 22.232,52. Het hof acht bewezen dat het volledige bedrag van misdrijven, namelijk oplichtingen, afkomstig is, gelet op:
- -
de omstandigheid dat een groot deel van de bedragen afkomstig is van de gedupeerden van de onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde oplichtingen,
- -
de omstandigheid dat de overige bedragen qua omvang vergelijkbaar zijn en veel van die bedragen bovendien - gelet op de omschrijvingen - lijken te dienen ter betaling van vergelijkbare goederen,
- -
de omstandigheid dat de verdachte geen logische verklaring heeft gegeven voor deze andere bedragen, bijvoorbeeld dat hij aan anderen wel conform afspraak dergelijke goederen heeft geleverd.
- -
de omstandigheid dat verdachte de ontvangen bedragen waarvoor hij geen verklaring had - anders dan de volstrekt onaannemelijke verklaring dat die bedragen zijn betaald omdat een rancuneuze derde zijn rekeningnummers op marktplaats heeft gebruikt - niet heeft terugbetaald aan de betrokkenen.
Doordat verdachte het geld uit misdrijven liet storten op op zijn naam staande rekeningen, tot beheer waarvan slechts verdachte bevoegd was en naar andere op zijn naam staande rekeningen overboekte, is het criminele geld vermengd geraakt met verdachtes uit anderen hoofde verkregen gelden. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij zijn geld gebruikte om te voorzien in zijn levensbehoeften en voor vakanties. Verder is uit onderzoek gebleken dat verdachte in de periode van 6 januari 2010 tot en met 15 augustus 2011 in totaal € 22.770,00 heeft gestort op rekeningen van gokhallen/amusementshallen. Het is aannemelijk dat verdachte de waarde van het geld uitgekeerd heeft gekregen in fiches om te kunnen gokken – een bekende vorm van witwassen – en zo het geld heeft omgezet. Bewijs daarvoor is evenwel niet voorhanden. Verdachte zelf heeft verklaard dat hij bij de gokhallen/amusementshallen contant geld kreeg uitgekeerd en dat hij dat gebruikte voor het uitgaan, vakanties of gewoon om te voorzien in zijn levensbehoeften. Het resultaat is dat verdachte crimineel geld in het reguliere ‘witte’ economische verkeer heeft gebracht en derhalve heeft witgewassen.
Gelet op het voorgaande acht het hof bewezen dat de verdachte een groot bedrag heeft witgewassen door het te gebruiken. Het witwassen in de onderhavige zaak omvat dus veel meer dan het enkele verwerven en voorhanden hebben. De jurisprudentie over het verwerven en voorhanden hebben van geld uit door de verdachte zelf begane misdrijven - kort gezegd inhoudende dat in die gevallen het verwerven en voorhanden hebben tevens het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld moet omvatten - is in de onderhavige zaak niet relevant.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft 27 personen opgelicht door zich op marktplaats.nl als bonafide verkoper te presenteren, koopovereenkomsten te sluiten, kopers te bewegen tot betaling van de koopsom en de goederen vervolgens niet te leveren. Zodoende heeft hij de betrokkenen honderden euro’s afhandig gemaakt en in teleurstelling achtergelaten. Oplichtingspraktijken als de onderhavige schaden het vertrouwen in eerlijke handel en verstoren de werking van een toegankelijk en populair handelsforum als marktplaats.nl. De oplichtingen getuigen van grote brutaliteit en van egoïsme. De verdachte heeft zich uitsluitend laten leiden door persoonlijk financieel gewin en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen voor de betrokken kopers.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele maanden. Volgens de oriëntatiepunten van de rechtspraak, waarin het gebruikelijke straftoemetingsbeleid tot uitdrukking is gebracht, kan voor een oplichting met een opbrengst van maximaal € 10.000,00 een gevangenisstraf van een week tot twee maanden als passend worden beschouwd. Het hof heeft in deze zaak evenwel niet één geval van oplichting, maar 27 oplichtingen bewezen verklaard, zodat een aanmerkelijk hogere straf op zijn plaats is. Gelet op de beperkte opbrengst per oplichting acht het hof een gevangenisstraf van een week per oplichting aangewezen, afgerond zes maanden gevangenisstraf.
De verdachte heeft voorts gedurende lange tijd vele kleine bedragen witgewassen tot in totaal een bedrag van ruim € 20.000,00 en hij heeft zich daardoor schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Naar het zich laat aanzien heeft hij al het witgewassen geld voor zichzelf gebruikt, onder meer voor vakanties en om in zijn levensonderhoud te voorzien. De verdachte heeft door zijn witwaspraktijken de integriteit van het economische verkeer geschaad. Voor gewoontewitwassen van een bedrag van ruim € 20.000,00 kan, gelet op de oriëntatiepunten van de rechtspraak, een gevangenisstraf van twee tot vijf maanden als passend worden beschouwd. Gelet op de intensiteit van de witwaspraktijken is het hof van oordeel dat ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een gevangenisstraf van vier maanden.
In hetgeen de verdediging heeft aangevoerd omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de negatieve aandacht voor zijn persoon op internet, ziet het hof geen aanleiding voor matiging van de straf. Ook het van toepassing zijn van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rechtvaardigt naar het oordeel van het hof niet een strafmatiging.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 14]
De benadeelde partij [slachtoffer 14] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 101,75. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en is derhalve van rechtswege aan de orde in hoger beroep. De benadeelde partij heeft bovendien schriftelijk laten weten de oorspronkelijke vordering te willen handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 14] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 116,75. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en is derhalve van rechtswege aan de orde in hoger beroep. De benadeelde partij heeft bovendien schriftelijk laten weten de oorspronkelijke vordering te willen handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8]
De benadeelde partij [slachtoffer 8] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 110,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en is derhalve van rechtswege aan de orde in hoger beroep. De benadeelde partij heeft bovendien schriftelijk laten weten de oorspronkelijke vordering te willen handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 8] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 107,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en is derhalve van rechtswege aan de orde in hoger beroep. De benadeelde partij heeft bovendien schriftelijk laten weten de oorspronkelijke vordering te willen handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 6] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 16]
De benadeelde partij [slachtoffer 16] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 111,75. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en is derhalve van rechtswege aan de orde in hoger beroep. De benadeelde partij heeft bovendien schriftelijk laten weten de oorspronkelijke vordering te willen handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 16] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 25]
De benadeelde partij [slachtoffer 25] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 132,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en is derhalve van rechtswege aan de orde in hoger beroep. De benadeelde partij heeft bovendien schriftelijk laten weten de oorspronkelijke vordering te willen handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 25] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 24]
De benadeelde partij [slachtoffer 24] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 116,75. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en is derhalve van rechtswege aan de orde in hoger beroep. De benadeelde partij heeft bovendien schriftelijk laten weten de oorspronkelijke vordering te willen handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 24] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 97,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en is derhalve van rechtswege aan de orde in hoger beroep. De benadeelde partij heeft bovendien schriftelijk laten weten de oorspronkelijke vordering te willen handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9]
De benadeelde partij [slachtoffer 9] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 116,75. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en is derhalve van rechtswege aan de orde in hoger beroep. De benadeelde partij heeft bovendien schriftelijk laten weten de oorspronkelijke vordering te willen handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 9] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 26]
De benadeelde partij [slachtoffer 26] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 30,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en is derhalve van rechtswege aan de orde in hoger beroep. De benadeelde partij heeft bovendien schriftelijk laten weten de oorspronkelijke vordering te willen handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 26] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 105,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en is derhalve van rechtswege aan de orde in hoger beroep. De benadeelde partij heeft bovendien schriftelijk laten weten de oorspronkelijke vordering te willen handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 18]
De benadeelde partij [slachtoffer 18] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 200,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 167,75 en is derhalve in zoverre van rechtswege aan de orde in hoger beroep. Voor het overige is de vordering afgewezen. De benadeelde partij heeft schriftelijk laten weten de oorspronkelijke vordering te willen handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 18] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 167,75. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien onderbouwing voor de overige schade ontbreekt en zonder nader onderzoek niet eenvoudig kan worden vastgesteld. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre niet in haar vordering worden ontvangen. Zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 27]
De benadeelde partij [slachtoffer 27] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 304,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en is derhalve van rechtswege aan de orde in hoger beroep. De benadeelde partij heeft bovendien schriftelijk laten weten de oorspronkelijke vordering te willen handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 27] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12]
De benadeelde partij [slachtoffer 12] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 106,75. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en is derhalve van rechtswege aan de orde in hoger beroep. De benadeelde partij heeft bovendien schriftelijk laten weten de oorspronkelijke vordering te willen handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 12] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7]
De benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 117,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en is derhalve van rechtswege aan de orde in hoger beroep. De benadeelde partij heeft bovendien schriftelijk laten weten de oorspronkelijke vordering te willen handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 7] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 19]
De benadeelde partij [slachtoffer 19] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 81,75. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en is derhalve van rechtswege aan de orde in hoger beroep. De benadeelde partij heeft bovendien schriftelijk laten weten de oorspronkelijke vordering te willen handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 19] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 22]
De benadeelde partij [slachtoffer 22] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 100,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en is derhalve van rechtswege aan de orde in hoger beroep. De benadeelde partij heeft bovendien schriftelijk laten weten de oorspronkelijke vordering te willen handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 22] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10]
De benadeelde partij [slachtoffer 10] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 116,75. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en is derhalve van rechtswege aan de orde in hoger beroep. De benadeelde partij heeft bovendien schriftelijk laten weten de oorspronkelijke vordering te willen handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 10] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 20]
De benadeelde partij [slachtoffer 20] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 150,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en is derhalve van rechtswege aan de orde in hoger beroep. De benadeelde partij heeft bovendien schriftelijk laten weten de oorspronkelijke vordering te willen handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 20] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13]
De benadeelde partij [slachtoffer 13] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 106,75. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en is derhalve van rechtswege aan de orde in hoger beroep.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 13] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 15]
De benadeelde partij [slachtoffer 15] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 101,75. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en is derhalve van rechtswege aan de orde in hoger beroep. De benadeelde partij heeft bovendien schriftelijk laten weten de oorspronkelijke vordering te willen handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 15] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 326 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Het hof heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 14]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 14] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 101,75 (honderdéén euro en vijfenzeventig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 14], een bedrag te betalen van € 101,75 (honderdéén euro en vijfenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 5] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 116,75 (honderdzestien euro en vijfenzeventig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 5], een bedrag te betalen van € 116,75 (honderdzestien euro en vijfenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 8] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 110,00 (honderdtien euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 8], een bedrag te betalen van € 110,00 (honderdtien euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 6] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 107,00 (honderdzeven euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 6], een bedrag te betalen van € 107,00 (honderdzeven euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 16]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 16] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 111,75 (honderdelf euro en vijfenzeventig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 16], een bedrag te betalen van € 111,75 (honderdelf euro en vijfenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 25]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 25] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 132,00 (honderdtweeëndertig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 25], een bedrag te betalen van € 132,00 (honderdtweeëndertig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 24]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 24] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 116,75 (honderdzestien euro en vijfenzeventig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 24], een bedrag te betalen van € 116,75 (honderdzestien euro en vijfenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 97,00 (zevenennegentig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van € 97,00 (zevenennegentig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 9] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 116,75 (honderdzestien euro en vijfenzeventig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 9], een bedrag te betalen van € 116,75 (honderdzestien euro en vijfenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 26]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 26] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 30,00 (dertig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 26], een bedrag te betalen van € 30,00 (dertig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 105,00 (honderdvijf euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4], een bedrag te betalen van € 105,00 (honderdvijf euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 18]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 18] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 167,75 (honderdzevenenzestig euro en vijfenzeventig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 18], een bedrag te betalen van € 167,75 (honderdzevenenzestig euro en vijfenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 27]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 27] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 304,00 (driehonderdvier euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 27], een bedrag te betalen van € 304,00 (driehonderdvier euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 12] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 106,75 (honderdzes euro en vijfenzeventig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 12], een bedrag te betalen van € 106,75 (honderdzes euro en vijfenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 7] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 117,00 (honderdzeventien euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 7], een bedrag te betalen van € 117,00 (honderdzeventien euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 19]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 19] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 81,75 (eenentachtig euro en vijfenzeventig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 19], een bedrag te betalen van € 81,75 (eenentachtig euro en vijfenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 22]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 22] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 100,00 (honderd euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 22], een bedrag te betalen van € 100,00 (honderd euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 10] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 116,75 (honderdzestien euro en vijfenzeventig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 10], een bedrag te betalen van € 116,75 (honderdzestien euro en vijfenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 20]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 20] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 20], een bedrag te betalen van € 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 13] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 106,75 (honderdzes euro en vijfenzeventig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 13], een bedrag te betalen van € 106,75 (honderdzes euro en vijfenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 15]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 15] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 101,75 (honderdéén euro en vijfenzeventig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 15], een bedrag te betalen van € 101,75 (honderdéén euro en vijfenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. E.A.A.M. Pfeil, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. O.A.J.M. Lavrijssen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. van den Munckhof, griffier,
en op 23 januari 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.