NJ 2024/259
Procesrecht. Verklaring voor recht in kort geding mogelijk?; ambtshalve taak rechter in hoger beroep.
HR 31-03-2023, ECLI:NL:HR:2023:503, m.nt. H.J. Snijders
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31 maart 2023
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock, F.R. Salomons, G.C. Makkink
- Zaaknummer
22/00382
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- Noot
H.J. Snijders
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS980795:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:503, Uitspraak, Hoge Raad, 31‑03‑2023
ECLI:NL:PHR:2022:1224, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 16‑12‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑02‑2022
- Wetingang
Art. 254 Rv
Essentie
Procesrecht. Verklaring voor recht in kort geding mogelijk?; ambtshalve taak rechter in hoger beroep.
Samenvatting
Het voorlopige karakter van een beslissing in kort geding brengt mee dat aan die beslissing geen gezag van gewijsde toekomt en dat partijen en de rechter niet aan die beslissing zijn gebonden in een bodemprocedure of een later kort geding. Verder geldt dat de beslissing in het dictum van een uitspraak in kort geding vervalt als een andersluidende uitspraak is gedaan in de bodemprocedure. De omstandigheid dat de gevolgen van een in kort geding gegeven voorziening feitelijk onomkeerbaar zijn, staat aan het geven van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.