De procesovereenkomst
Einde inhoudsopgave
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/4.6.3.3:4.6.3.3 Vertrouwen in de rechtspraak
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/4.6.3.3
4.6.3.3 Vertrouwen in de rechtspraak
Documentgegevens:
M.W. Knigge, datum 24-10-2012
- Datum
24-10-2012
- Auteur
M.W. Knigge
- JCDI
JCDI:ADS390706:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie in dit verband ook Cremer 2007, p. 153; Schiedermair 1935, p. 57.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Ook het algemeen belang dat de samenleving vertrouwen heeft in de rechtspraak kan een reden zijn voor het aannemen van dwingend recht (zie ook paragraaf4.5.2.2). Ook hierdoor wordt immers eigenrichting voorkomen: indien geen vertrouwen bestaat in de rechtspleging, zullen partijen andere wegen zoeken om hun rechten af te dwingen. Daarnaast is van belang dat rechters een overheidstaak vervullen, zodat hun functioneren van invloed kan zijn op het vertrouwen dat in de overheid als geheel bestaat.1 Met het oog op het vertrouwen van de samenleving in de rechtspraak, is vereist dat procedures in ieder geval aan een aantal minimumwaarborgen voldoen. Als uitgangspunt kunnen daarbij wellicht de fundamentele beginselen zoals die zijn neergelegd in artikel 6 EVRM worden genomen. Het gaat daarbij slechts om een uitgangspunt. Niet iedere afwijking van deze vereisten moet op voorhand ontoelaatbaar worden geacht. Van geval tot geval moet worden getoetst of het vertrouwen in de rechterlijke macht door een bepaalde overeenkomst ook daadwerkelijk kan worden geschaad. In hoofdstuk 6 zal nader worden ingegaan op de vraag in hoeverre partijen bij procesovereenkomst kunnen afwijken van fundamentele beginselen van procesrecht.