HR, 31-03-2023, nr. 22/02324
ECLI:NL:HR:2023:519
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31-03-2023
- Zaaknummer
22/02324
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:519, Uitspraak, Hoge Raad, 31‑03‑2023; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2022:4030
- Vindplaatsen
V-N 2023/19.3 met annotatie van Redactie
Uitspraak 31‑03‑2023
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/02324
Datum 31 maart 2023
ARREST
in de zaak van
de erfgenamen van [A], gewoond hebbende te [Z] (hierna: belanghebbenden)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 mei 2022, nrs. 21/00832 en 21/008331., betreffende de aan [A] (hierna: erflaatster) voor de jaren 2016 en 2017 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het eerste geding in cassatie
Bij arrest van de Hoge Raad van 2 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1047, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, nrs. 19/00781 en 19/007822., met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2. Het tweede geding in cassatie
Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbenden hebben een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
4. Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2023.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 31‑03‑2023