Derdenbeslag
Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/4.1.1:4.1.1 Inleiding
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/4.1.1
4.1.1 Inleiding
Documentgegevens:
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS395763:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
123. In hoofdstuk 3 is vrij uitvoerig de positie besproken van de schuldeiser als de eerste van de drie 'participanten' bij een te leggen of reeds gelegd derdenbeslag. Uit hetgeen in dat hoofdstuk is uiteengezet met betrekking tot de rechten en bevoegdheden van de beslaglegger - die onder omstandigheden zelfs wat verder kunnen gaan dan die van de beslagdebiteur zelf jegens de derde-beslagene als zijn schuldenaar - blijkt, dat de wetgever diens juridische positie met opzet goed heeft willen regelen, teneinde het derdenbeslag, als het in de praktijk vermoedelijk 'meest toegepast’1 verhaalsmiddel, zo effectief mogelijk te laten functioneren. Deze bedoeling valt ook al meer dan een eeuw in met name oude rechtspraak van de Hoge Raad te onderkennen.2 In dit hoofdstuk zal de aandacht worden gericht op die deelnemer aan het derdenbeslag - de beslagdebiteur - die door het beslag als het ware 'tussen twee vuren' komt te zitten: enerzijds als schuldenaar van de beslaglegger, maar anderzijds zélf als schuldeiser van de derde-beslagene. Voor dit onderzoek is ook alle reden, nu zeker niet gezegd kan worden dat de rechtspositie van de beslagdebiteur - nóch in zijn verhouding tot de beslaglegger, nóch in die tot de derde-beslagene - in alle opzichten voldoende en bevredigend is geregeld. Van de regeling van het derdenbeslag hebben alleen de art. 475h en 476 specifiek betrekking op de rechten en verplichtingen van de beslagdebiteur, hetgeen reeds vrij karig overkomt.